XXXV. Hooft-stuk.
Van de Water-luis in de Regenbakken.
I. SIende in de afbeeldingen van den Heer Swammerdam een beesjen, dat hy de Water-luis noemt. Soo heb ik in de Gras-maand de moeyte genomen van eenig regenwater te pompen, en die beesjes voor een Microscopium, oft vergroot-glas te brengen, maar heb het beesjen anders bevonden, ten ware den voornoemden Heer een ander beesjen hadde voorgehad, het welk ik evenwel na een naerstig ondersoek noit gevonden heb.
II. Aangaande het lighaam dat quam, soo ik kon merken, vry wel over een, maar de hoorntjes waren niet dubbelt, dog mede doornagtig, uit verscheide leedjes bestaande. Dit myn beesjen had een seer lange staart: namelyk als het lighaam agter op syn engste wierd, spleet de selve in twee