Schou-burg der rupsen, wormen, maden, en vliegende dierkens daar uit voortkomende
(1688)–Steven Blankaart– Auteursrechtvrij
[pagina 141]
| |
wil ik 'er egter van seggen, dat ik 'er van weet. Den Scorpioen agt ik een soort van Spinnen te wesen, zoo om het maaksel van het lighaam, dat mede in borst en buik bestaat, als ook om de eigenste wyse en getal van pootjes en knypers, maar voornamentlyk om de plaatsing van oogen. Het hooft schynt in de borst gelyk als ingehegt, zoo dat men het niet en siet. II. Men vind, gelyk als onder de Spinnen, verscheide soorten, zoo in groote, maaksel, als verplaatsing van oogen verschelende. Die van Egypten zyn vry groot, welke wel twintig greinen wegen al se gedroogt zyn, daar de Italiaanse maar vyf grein ophalen. Die men uit 't landschap Tunis heeft, wegen wel ander half vierendeel loots. Andere die men hier gemeenlyk van de grensen van Tirol brengt, wegen zoo ses of seven grein. In Oostindien heeft men een seer groote soort, die eer na een Kreeft dan na een Scorpioen gelykent, hy is by | |
[pagina 142]
| |
Swammerdam afgebeeld. In Oostindien is mede een Water-scorpioen, van een ongemeene groote, welke van een myner goede vrienden aldaar zynde, gesien is. Nog is'er een Westindische soort die vry groot is. III. De gemeene soort heeft de buik in seven ringen gedeelt, waar aan de staart komt, die uit ses knobbeltjes bestaat, die in de eene soort ronder, en in de andere soort langer zyn: het laatste deser knoopjes draagt een kromme punt, het welk den angel is daarse mede steken: in sommige heb ik onder den angel, een veel kleinder uitstekende puntjen gesien, soo dat die laatste knobbel wel na een soort van knypers geleek. En dusdanigen vind ik aan de letter B in de vyfde tafel van Swammerdam mede verbeeld. De pooten syn gemeenlyk agt, sommige met hairtjes bewassen, en andere sonder hair: dese syn yder uit ses leden aan een gevoegt, hebbende aan het einde twee klauwtjes. Aan | |
[pagina 143]
| |
't voorste der borst, heeft men twee armen ofte knypers, uit vier leden aan een gevoegt, welke in d'eene anders van maaksel is als in d'andere, want in d'eene siet men de knypers veel dikker als in d'ander. Tussen de twee armen hebben zy voor aan de borst twee scharen, die zy konnen uit en in halen. In een van dese soorten heb ik voor aan de borst twee oogen gemerkt, en nog twee boven op de borst: andere hebben boven op de borst twee oogen, maar aan 't voorste der borst aan yder syde nog twee oogen, zoo dats'er ses hebben: een derde soort, heeft'er aan yder syde dry en boven op de borst mede twee, die agt in getal maken. IV. Die van Egypten syn dese seer gelyk, maar grooter, rouwer en swarter van koleur. De knoopen daar de staart uit gemaakt is, syn meest alle van eene groote en langte, daar in de Italiaanse soort de laatste knoop op een na altyd de langsten is. | |
[pagina 144]
| |
V. Die van Tunis syn seer groot, en byna van 't selfde maaksel; haar koleur is uit den groen geelen, wat doorschynig, behalven de scharen en den angel, die wat duisterder van koleur zyn: de pooten hoese meer na voren naderen, hoe sy korter zyn. De agterste oft langste pooten bestaan uit seven leden, maar de andere uit ses. De rug oft agterlyf is gemaakt uit negen ringen: boven op de borst staan mede twee oogjes, maar hoe veel'er voorts zyn weet ik niet. De buik is van onderen uit vyf ringen gemaakt. De staart is mede uit ses leden gemaakt, waar van de uiterste rond is, met een krommen puntigen angel, die vry groot is. De andere vyf syn boven op uitgeholt, en hebben geschaarde kanten; van onder synse ronder, met eenige strepen, die uit swarte stippen gemaakt zyn, geciert. Dit hebben sy met andere Scorpioenen gemeen, datse de staart, het sy sittende, oft voortloopende, na boven omkrommen. | |
[pagina 145]
| |
VI. De Oostindische is de gemeene soorte niet ongelyk, maar veel grooter; hy heeft aan beide syden ses oogen, waar van de eene van d'ander in groote verscheelt: boven op de borst, heeft hy'er mede twee, soo dat hy met veertien oogen siet: de staart, dat yets ongemeens is, bestaat maar uit dry leden: de Westindische, die dese seer gelyk is, heeft vyf leden in de staart. VII. In Ceilon is een soort van Scorpioenen, welke soose een weinig gedrukt werden, dat'er sap uit komt, geeft het een blauw swavelig ligt van sig. Sy syn ook seer vergiftig. Seker Heer op Groot Java is dikmals van Scorpioenen gestoken, die daar niets van beledigt is, dan dat het hem wat pynlyk was. Sy genesen de steken aldaar met het geswel soo lange met yser oft steen te slaan tot het, gelyk als syn gevoel verloren heeft, en de pyne met het geswel over is. In Italien schynen sy niet seer fenynig te zyn, | |
[pagina 146]
| |
want de boeren, diese te Florencen in de honds-dagen te koop brengen, handelen de Scorpioenen sonder schroom, ja steken de handen bloot in de sakjes, in welke de Scorpioenen zyn. Ja syn sonder vrees, wanneer se al gestoken zyn. VIII. Gelyk de spinnen en meer andere gedierten, trekken sy mede hare huid af en vervellen. Hoe sy beswangeren weet ik niet: ik hebbe dikmaals gesien datse dik waren, welke in 't midden van de Somer in een glas geset zynde, baarden ontrent de dartig witte stipjes als neten, welke door het vergrootglas volmaakte beesjes schenen te zyn, dese hingen in een schuim aan de smoel van de moeder, daar na kropen sy onder en boven het lyf van de moeder, welke met'er tyd grauw, en daarna kastanie-bruin wierden: dese groot werdende vallen van selver van de moer af, en worden haar eigen voogt om de kost te soeken. IX. Sy konnen, gelyk de Spin- | |
[pagina 147]
| |
nen, eenige maanden vasten; men brengt se hier over in doosen, in welke basten leggen, tusschen welke sy kruipen, en of sy daar nog eenig sap uit suigen, weet ik niet. De mannetjes en wyfjes onderscheidense, dat de mannetjes wat grooter en rouwer zyn: maar of dit niet uit den ouderdom of jonkheid komt, daar aan souw men konnen twyfelen. X. Als men eenige swangere Scorpioenen opend, vind men 'er selden minder dan ses en twintig, en selden meer dan veertig, alle syn sy gelyk als aan een lange dunne draad vast, die in een by na onsienlyk dun vliesje leggen, in welke d'een van d'ander, gelyk als met eenig middelschot, gescheiden is. XI. Vele hebben gevoelt, dat'er in den angel eenige openinge was, uit welke het fenyn in de wond liep; maar het sy dat mense levendig of dood door het beste vergroot-glas besigtigd, soo is'er de minste holte niet | |
[pagina 148]
| |
in te vinden: het is een harde, hoornagtige, kromme punt. Maar het schynt evenwel waar te zyn dat'er een spleet moet zyn, die soo nauw toesluit, dat hy niet te sien is, want als men een Scorpioen neemt, en men set hem op yets dat hard is en glad, soo sal hy, boos gemaakt zynde, met sijn angel daar op stooten, en somtyds een weinig byna onsienlyk vogt aan de punt van syn angel hebben. XII. Dit is dan het gene dat my tot nog toe van de Scorpioenen bejegent is. My is nog gesegt, dat'er op de Krop-salade seker seer klein beesjen kruipt, even van maaksel als een Scorpioen, soo ras ik dat ontdekt heb, sal ik het mede aan den dag brengen. |
|