op het lyf staan'er nog twee groote, voorts is het lighaamtjen geribt, sommige syn geel-groen, maar andere bruinder. Het hoofjen is swart, dat sy geduirig uit en in trekken, gelyk de Schild-padden. Van onderen syn ses pootjes.
II. Op de selve tyd, en eenige weinige dagen daar na, hadden sig eenige tot een popjen geset, dat al aardig om sien was. Boven, daar het hooft soude syn, was de gedaante van een Keiserlyke kroon, maar het overige lyf was als een lang-worpige schild, rontom met doornen beset, even als de bladen van den distel rontom beset syn: vertoonende de figuur der doornen, van daar het afgekomen is; het was bruin van koleur.
Den dertienden der selver maand was uit eenen een beesjen voortgekomen met vier vleugels, op de wyse byna als de beesjens syn, die men onse lieven heers haantjes noemt: de opper-vleugels waren hard uit den