daar na geelder, hebbende van het hooft nederwaarts gaande eenige lange veselen, die de toekomende hoorntjes en pootjes souden syn.
Den vyf en twintigsten der selver maand veranderden dit popjen, in een vier-gevleugelt popjen, met een swart kopjen, met twee voor uitstekende hoorntjes, en geel lighaamtjen. De vleugeltjes waren doorschynig en dun, hebbende aan yder syde van yder oppervleugeltjen een swart vlekjen. Sy syn moeyelyk op te queken, vermids sy gedurig verdroogen, al is 't dat mense al dikmaals nieuw voedsel geeft. Het is wonder dat'er uit de eene Rups een geheel ander diertjen voortkomt als uit het ander, want uit sommige komen Kapellen, en uit dese Vliegen.