Schou-burg der rupsen, wormen, maden, en vliegende dierkens daar uit voortkomende
(1688)–Steven Blankaart– Auteursrechtvrij
[pagina 45]
| |||||||||
geele vlekken op de rug. Voorts was hy met swarte en ligt okeragtige vlekken gekoleurt. Het onderlyf was een witte grond met een menigte swarte stipjes geteikend. Uit yder oker-koleurig vlekjen groeyde een bosjen hair van de selfde koleur, soo dat hy al matig ruig was. Aan den hals ses kastanie bruine scherpe pootjes. Aan 't agterlyf waren agt, en aan de staart twee pootjes, die niet stomp waren, gelyk men in vele Rupsen siet, maar waren als een omgekeerde T, of op de wyse als een wafelyser gemaakt, mede ligt okeragtig van verf. II. Den twintigsten van die maand veranderde een deser Rupsen in een kastani bruin popjen, rontom met een ligt geel hair bekleet, maar andere heb ik met wit hair gesien. III. Den Negen en twintigsten van die maand quam daar een witten Uil uit, seer schoon silveragtig van koleur. De pootjes waren seer aardig wit met swarte stippelen verciert. Weinig | |||||||||
[pagina 46]
| |||||||||
tyd daar na speelde het met een mannetjen, welke Eijeren lei in een soort van schuim even of het witte ouwel was. De mannetjes waren ook veel kleinder van vleugels en lyf, gelyk men gemeenlyk onder de Uilen siet, maar de wyfjes hebben dunder hoorntjes als de mannetjes. | |||||||||
De agtste Tafel.
|
|