eenige swarte Rupsen L. op de groote soort van Netelen sitten, welke sy heel geern eten, ik nam'er eenige mede, te gelijk met wat bladen van de Netelen, en settese dien avond in een groote suiker-fles, die ik met een papier om krieelde. Sy waren, seg ik, swart, dog van onder wat geel-groenig. Digt aan het hooft aan yder sijde dry swarte puntige pootjes, agter aan de staart twee swarte, dog stompe: en ontrent het midden aan yder sijde vier geel-groene stompe pootjes. Op haar lijf hadden sy als ruige mastboomtjes uitwassende, die meest swart waren.
III. Na dat ikse sorgvuldig te eten gegeven had, begonden na vier dagen tijds eenige in popjes M. te veranderen. Want als de Rupse genoeg gegeten had, maakte hy sig vast boven aan het papier met sijn staart, alwaar hy aan bleef hangen, dog geheelelyk in een bogt gekromt, na eenige uuren tijds geleden, viel de kop af, en daar bleef een groen en tenger popjen by