CCCCXCIV. Hoofd-stuk. Valeriana Graeca, ofte Griekse Valeriane..
UIt een veelvuldig geveselde wortel komen veele regte, holle, ydele, matig dunne, groene struikjes, wel twee voeten hoog en wel hooger, voort: en dese komen niet alleen uit het midden van een gebladert bos, maar de struiken pronken ook met deselvige. De bladen zyn heel groen, kaal, glad, en sappig: daar staander veele aan een middel-ribbe, meest twee en twee over malkander, egter zoodanig, dat het geen vaste regel houd: yder blad met syne deilingen is veel langer dan breed: en yder gedeilt blaadjen is lang, spits en breedagtig, met een min of meer uitstaande rug. De bloemtjes staan boven op de takjes, van malkander wat verspreid: de koleur is wit en van binnen min of meer purper gestreept, ofte ligt-blaauw, hebbende van binnen beide eenige veseltjes en geele nopjes: na dese volgen de zaad-bolletjes, geladen met langwerpig bruin zaad.
Het werd mede om syn cierlykheid in de bloem-hoven geplant, bloeid de meeste somer door: blyvende de plant de geheele Winter over.