Sy groeijen beide in de bouw-landen, maar d'eerste is de gemeenste. d'Eerste, en voornamelyk de Zeeuwse, brengt een witter en vetter koorn voort; maar de laatste een rosser en kleinder: daarom heeft men te Gorkum, Vianen, enz. gemeenlyk veel schraalder tarwen-brood. Men deeltse gemeenlyk in Winter-tarw, die in den Herfst gesaaid werd, welkers plant in 't voorjaar menigvuldiger aaren voortbrengt: en in een Somer-tarw, die in het voorjaar gesaaid werd, en dese is soo menigvuldig niet: evenwel geven sy in de Somer beide ryp koorn.
De Tarw bestaat uit veele werkelyke en sagte voedsame deeltjes: alsoo dat van het gemale koorn brood gebakken werd: welkers fyne meel uitgesift zynde, bloem genaamt werd, waar van men ook de styfzel maakt: van het groove overblyfsel, nog eens gemalen zynde, ofte door een groover buidel gedaan, maakt men een brood, dat men hier t'Amsterdam Bollen noemt: en het grofste overblyfsel zyn de zemelen, die gebruikt werden tot voedsel van de hoenderen: en zyn mede dienstig om daar mede te pakken enz. Van het meel maakt men witte-brood, koeken, pappen enz. Van dit koorn maakt men mede mout, om bier te brouwen.
In de genees-kunde is het seer versagtende, rypende, verdryvende, op eenige geswellen gelegt; droog op roosige ledematen geplaatst, doet die verdryven: het stilt de pyn der oogen en geswellen: en sulx doen mede de semelen, in sakjes genaaid en warm opgelegt. Hier werden wel eenige bereidingen uit gemaakt, maar meest onnut.