CCCCXI. Hoofd-stuk. Rapistrum, Sinapi Sylvestre, Herik, Wilde Mostert.
DE bladen zyn lankwerpig, groot, rouw en breed, hebbende twee oortjes, ongekerft aan de zyden, dan wel sommige bovenste. Het wast wel anderhalven voet hoog met dunne, hairagtige, getakte struikjes, langs welker takjes kleene, geele, vierbladige bloemtjes komen, waar na kleene, dunne saad-kokertjes volgen, met klein rond zaad. Het worteltjen is wit, dun en langagtig.
Het wast overal langs de wegen, dyken, wallen, bouw-landen, enz. Het bloeid in de Lente en de gantsche Somer door.
Het is van aard, kragten en gebruik als de Mostert.