den en blaadjes, even als de scheerling ofte Hof-Peterseli. Op de toppen komen bloem-kransjes met kleine witte bloemtjes, ongelyk van blaadjes: waar na een donker-bruin en welriekend zaad komt te volgen, dat wel viermaal soo groot is als Anys-zaad. De wortel is dik, met veele leden, en met menigte veselen behangen. Als dese wortel vergaat en het merg met de veselen daar af gerot is, blyven de ribben over in gedaante van een fuik: aardig om te sien.
Men vind het somers in de Slooten, en Rivieren in het water, ofte ten minsten aan de kanten. Het bloeid in de somer, en geeft daar na zyn ryp zaad.
De bladen, bloemen en zaad bestaan uit een fyn oliagtig sout. Sy konnen gebruikt werden om de pis te losen, maand-stonden te verwekken, en winden te verdryven, enz. uiterlyk gebruikt men het in Pappen tegens de verstervinge van eenig deel, maar moet groen en versch gebruikt werden, alsoo de gedroogde haar meeste kragten heeft afgelegt.