CCCXVI. Hoofd-stuk. Millefolium, Geruwe, Duisend-blad.
HEt wast met verscheide struiken regt over-end, gemeenlyk ontrent de twee voeten hoog, en somtyds hooger, en daarom deelen sy dan in groot en klein. De struiken zyn rond, hard en veselagtig: dese zyn met langwerpige bladen, aan beide zyden seer diep door-sneden, gelyk als of sy uit verscheide blaadjes bestonden, zynde yder op zyn selven wat geschaard en spits-toeloopende. Op de top van de struiken en zyd-takken komen de bloemtjes kroons-gewyse, zynde wit, purperagtig, of vleis-koleurig, niet aangenaam van reuk, bestaande uit vyf blaadjes. De wortelen zyn veselagtig herwaarts en derwaarts kruipende.
Men vind se meest langs de wegen, voornamelyk die met witte bloemtjes, en bloeijen in het begin van de somer, alsoo de wortel des winters overblyft; beide willen sy in de hoven wel aarden.
Het bestaat uit veele grove en aardagtige deeltjes, met eenige fyne vermengt, zynde min of meer wat bitteragtig van smaak. Het werd onder de wond-kruiden gerekend, soo innerlyk als uiterlyk gebruikt. Het werd dan voorgeschreven tegens het neus-bloeden, bloed-gang, te veel maand-vloed of kraam-vloed, wonden, bloed-braken en bloed