CCCXI. Hoofd-stuk. Melo, Meloen.
SY hebben lange, tengere, rysagtige, rouwe, groene struiken, welke als de komkommers langs d'aarde kruipen. De gedaante der bladen is de komkommeren gelyk, maar kleinder, ronder, en rontom minder gehoekt ofte kantig, zyn mede rouw. De bloemen zyn mede vyf-bladig en geel, staande yder op het beginsel van syn vrugt. De vrugten dan, ofte de Meloenen, hebben yder haren steel, en werden veel grooter dan de komkommers, ook dikker, met een donsigheyd bekleed, voornamelyk de jonge: somtyds zyn sy heel rond, dikwils langwerpig rond; ook worden sy wel groot, ook blyven sy wel klein. Ook rieken sy wel na welriekende appelen, na muscus, werdende dan muskadel-meloenen genaamt, enz. ook werden sy wel met touw soodanig gebonden, dat sy geribt werden gesien. De buiten-schors is gemeenlyk groen, en het ondergelege vlees saffraan-geel ofte bleik-rood. Het alderbinnenste merg is gantsch uit den rooden geel, vogtig en slymerig, tusschen welkers vliesen een menigte zaden leggen, het komkommer-zaad seer gelyk, maar wat lyviger, en soo spits niet toeloopende: de wortel is matig dik en lang.
Sy werden hier in de liefhebbers hare hoven ge-