CCXCV. Hoofd-stuk. Lysimachium, opregte geele Wederik.
DIt is een Heesteragtig regt opstaande gewas, wel dry voeten en somtyds meerder hoog, met ronde gestreepte, gelede struiken; uit yder lid komen twee tegens over malkanderen staande bladen, nevens welke nog wel eenige andere komen uit te schieten, zynde langwerpig, matig breed en spits uit loopende. Boven verdeelt de struik sig in takken: op der selver toppen komen geele ster-wys gemaakte vyf-bladige bloemtjes, met geele opstaande veselen, die yder een geel nopjen op haar top hebben: dese staan kroons-gewyse veele by een, yder op een groen ster-wys uitgebreid steunsel, en eigen steeltjen. Hier na volgt klein zaad, in ronde zaad-huisjes gesloten, welke op haar spits een afhangend steertjen hebben. De wortel is dun en met veselen behangen, kruipende herwaars en derwaars, uit welke wederom nieuwe scheuten komen.
Men vind het aan de water-kanten van de Slooten, poelen, Rivieren tusschen het riet in. Het bloeyd in de Somer.
Het kooksel der bladeren stoppen de darm-loop en te grooten stonde vloed, want het is grof van deelen: daar benevens suivert het de sweer-gaten, en het bloedig tand-vleis.