CCLXXVI. Hoofd-stuk. Liliasphodelus, Lilium non Bulbosum, Hemerocallis, Lelie sonder Klysters, Lelie van Eendag.
DE eerste heeft lange, smalle bladeren, die van d'Affodille niet ongelyk; uit het midden deser ryst een ronde, sagte, effene, onbeblade struik, gemeenlyk van anderhalve voet hoog. Dese verbreid sig boven in twee, dry of vier opstaande takjes, groeijende aan yder dry, vier of vyf oker-geele, ses-bladige bloemen, van maaksel als de witte Lelien. Na dese volgen daar dry-kantige, dikke, langwerpige zaad-huisjes, hebbende swart en blinkend zaad in sig, van groote als van de Carthamus ofte wilde Saffraan: de wortel is knobbelagtig, byna gelyk als die van de geele Affodillen, langwerpig, veele van eenen oorspronk nederwaarts wortelende; van welker dikkere veselen, eenige nieuwe planten weder te voorschyn komen.
De tweede is de vorige ganschelyk gelyk, maar in alles wat grooter, welkers bloemen alleen bleeker is, en van verstorven rood, en in 't midden ontrent