geven een smaak als van Persike-pitten of bittere Amandelen.
In Spangien en Langedok groeijen sy in 't wild, maar alhier alleen in de hoven. Sy bloeid in 't midden van de Somer.
De bladen en bloemen bestaan uit een fyn oliagtig vlug zout, en daarom doordringelyk. Men gebruikt deselvige daarom in hoofd-qualen, lammigheden, krampen, trekkingen, hoofdswymel, bevingen, slaap-siekten. Het dryft de pis, de Maand-vloed, de vrugt, set den arbeid voort: verdryft de darm-winden en buik-pyn, enz.
Hier van maakt men Conserven, gedistilleerde waters, azynen, geesten, fyne olien, die men spyk-olie noemt. Men kan de selvige mede op wyn setten of Brandewyn: men kan mede de kooksels drinken, ofte trekken als de Thée.
De Lavendel-bloemen werden tusschen de kleederen en linne gelegt, om een reuk tegen, en tegens de motten. D'olie werd van de Schryn-werkers gebruikt, om hare kassen tegens het verwormen te bevryden; ook werden de hand-schoenen daar mede een reuk gegeven. Ook werd sy van de goud-smits gebruikt, (soo ik meen) om te amalleren.