rusten; maar d'onderste zyn ongeschaart. Van tusschen de bladen komen dunne steeltjes van een spanne ofte anderhalf hoog, hier op komen vyf-bladige redelyk groote bloemen, eerst uit den groenen wit, daar na, en in 't midden met geel-agtige draadjes; daar na werden sy wat paarsagtig, en eindelyk groen, wanneer de zaad-huisjes door de bloemen beginnen door te boren. Dese zaad-huisjes zyn 5. 6. of 7. by een gevoegt, en zyn van gedaante de Akeleijen seer gelyk; waar in bruin zaad besloten legt. De wortelen bestaan uit redelyk dikke en swarte veselen, waar door een dunne houtagtige ribbe loopt.
D'eerste valsche ofte Krop-kruid en Vier-kruid genaamt, is de egte seer gelyk, maar de deilingen der bladeren zyn wat langer, smalder, en duisterder groen. De bloem-struikjes, die tusschen de bladen uitschieten, zyn wel een voet somtyds hoog, boven eenigsins taks-gewyse verdeelt, waar op de vyf-bladige, geel-groene, nederwaarts hangende bloemen komen, wat kleinder als van de egte, waar na mede vier ofte vyf soodanige zaad-huisjes met rond en swart zaad voortkomen. De wortelen zyn mede swart en veselagtig, maar dunder als van de egte.
De tweede valsche noemen sommige Luis-kruid, wast langer, dikker en hooger van struik; ook syn de bladen veel langer en smalder, andere beide vorige soorten gelyk. De bloemen en zaad-huisjes zyn als van Vier-kruid; en de wortelen als van het egte swarte Nies-kruid.
Alle dese soorten wasschen alhier alleen in de hoven. De egte bloeid in 't begin van de Winter, wanneer die niet te streng is, en de twee andere wat later. De wortel blyft de geheele Winter over.
Sy werd gebruikt in al het gene daar men de wit-