CCXXVIII. Hoofd-stuk. Helleborus Albus, Veratrum Album, Witte Nies-wortel, ofte Nies-kruid.
DIt gewas heeft groote, taeye, geribde en ei-ronde bladen, van gedaante als die van de groote Gentiane byna; dog kloeker geribt ofte gevoort, hebbende van de steel af tot het einde toe veele vouwen, en ploeijen. De stam is redelyk dik, somtyds een elle ofte anderhalf opschietende; is sterk en voos, van onder en met veele rokskens ofte velletjes der bladeren behangen en bekleed, die daar na allenxkens verdorren en afvallen. Op het bovenste der struik komen verscheide takjes met niet al te groote ses-bladige bleike, groen-gestreepte, sters-wysige en aars-wys geplaatste bloemtjes. Na 't afvallen van yder bloemtjen, komen daar dry ofte vier lange, smalle, en drykantige zaad-huisjes, met een breed, lang en witagtig zaad. De wortel is lang en wit, met veele veselen behangen.
Nog een ander heeft swartagtige, ofte bruine bloemen, en de bladen zyn smalder. Maar in dit gewas is de koleur der bloemen somtyds wit, groenagtig, donker-rood, bruin-rood, enz.
Het wast op de gebergten van Duitsland, Switserland, enz. maar hier alleen in de hoven: en het bloeid in de Somer. Het werd door zaad en wortel voortgeteelt, alsoo die des Winters overblyft.
De wortel is alleen in gebruik, welke van onderen en boven, sterk de slymige vuiligheden doet uitloosen, maar werd selden gebruikt, alsoo die te scherp van deeltjes is, daarom gebruikt men liefst de swarte. Men gebruikt de selvige dan meest uiter-