C. Hoofd-stuk. Caltha Palustris, Dotter-bloemen, Water-gouds-bloem, ofte Groote-boter-bloem.
DE Dotter-bloem heeft breede, ronde, gladde, en aan de kanten een weinig gekartelde bladen, de groote min of meer van de Palm eens hands, hebbende yder een vry lange steel. Uit het midden deser bladen rysen een ofte meer ronde Stammetjes, de hoogte van een span, of wat lager, die sig in eenige weinige zyd-takjes deilen: op welkers top geele bloemen komen, veel grooter dan die van de Hanevoet, gemeenlyk van vyf, en somtyds van ses en meer blaadjes. In 't midden hebben sy, gelyk de enkele Gouds-bloemen, eenige geele, dog korte veselingen. Dese werden door neirstige oefeninge dubbelt, en vol blaadjes. De wortel bestaat uit veele veselen.
Dese wasschen op waterige Weijen: en ook in de Hoven. Maar wanneer sy in de Slooten ofte Rivieren groeijen, hebben sy veel grooter bladen en vry langer steelen: maar geven dan selden bloemen. Na dat de bloem is afgevallen, komen daar