XLII. Hoofd-stuk. Aphylanthes, van sommige Stoebe, ongeblade knop-bloemen, genaamt.
D'Eerste deser vier soorten, heeft een groene, gehoekte, ofte kantige en getakte struik, dry ofte vier voeten hooger ofte lager. De bladen zyn langwerpig, aan alle kanten diep door-sneden, groen, glad, blinkende, en eenigsins hairagtig. Op de toppen komen de bloem-knopjes, gelyk als die van de swarte Jacea, dog wat ruwer, en harder, uit verscheide schilferingen, byna Pyn-Appels gewys, bestaande; van onderen breed, maar loopen na boven spits toe; uit welker spits veele Purperverwige draadjes, gelyk als van de Distelen en Klissen, uitkomen, vertoonende de bloem. Het kale en gladde zaad, is wat langwerpig, hebbende op zyn bovenste, eenige stevige veselen, als een baard. De wortel is niet wonderlyk dik, maar met veselen behangen.
De andere heeft alleen korter struik; de bloem-knopjes kleinder; rouwer en eenigsins stekende. De bladen donkerder groen. Voorts is dit het eerste gelyk.
De derde heeft witagtige bladen en heel diep door-