XV. Hoofd-stuk. Agrimonia, ofte ontstoppend Kruid.
UIt de wortel van de Agrimonie spruiten veele bladen, welke weder aan de zyden in vyf, negen, meer ofte min matig langwerpige bladekens, matig groot verdeilt werden, hebben alle eene enkele steel. Die naast aan de wortel syn, syn kleinder dan aan het top, alle zaaggewys getant en aan 't eind wat puntig. De steelen en bladen zyn ruig hairagtig, redelyk groen, dog van onderen bleiker: tusschen dese grootere blaadjes, komen nog wel eenige kleindere. Uit het midden deser grooter bladen ryst een dun, hairagtig, hard, regte, (die door de swaarte wel wat ombuigt) swartagtige ofte bruine steel, byna een elle hoog of hooger; veeltyds een in getal, en somtyds twee, na dat de wortel oud is: is mede met de voornoemde bladen begroeit, tot ontrent het midden, waarna eenige groene knopjes volgen, die van onderen op allenxkens na boven toe in vyf bladige, kleine, geele, en welriekende bloemtjes sig openen, hebbende in 't midden eenige geele draadjes. Dese steel vertoont een aar. Na het afvallen deser bloemtjes, volgt daar een byna langwerpig zaad, zynde boven breeder dan onder, sig na om laag buigende, ruig, hangende, als de klissen, aan