XIII. Hoofd-stuk. Africanus Flos, Africaanse Bloem, Tunis Bloem, Fluweel-Bloem.
DEse syn liggende ofte regt opstaande. Sy werden genoemt Tagetes Indica, Flos Tunetensis, om dat die by Tunis in 't wilde wast; en dog te onregt Tanacetum Peruvianum, niet jegen staande het na de Tanacetum ofte reinvaar gelykent. D'eene soo wel als d'andere hebben langs hun gevoorde takkige struiken lang-werpige, van veel enkele lange, en aan de kanten geschaarde blaadjes bladen, zynde als met duisende gaatjes doorboort, die men siet, wanneer men die tegens den dag houd. De Bloemen der groote syn geel Fluweel koleurig, van agt ofte tien blaadjes gemaakt, hebbende in het midden een geele kruin. Dese Bloem staat in een groene koker. Sy werd dikmaals veel bladig ofte dubbelt gesien, en daar werd deselvige een seer schoone groote Bloem. De plant werd alhier gemeenlyk twee voeten ontrent hoog.
De liggende heeft mede op de toppen van de steelen een Bloem, en bloeyen tot in 't laatste van de Herfst toe. De Bloem is kleinder, van gedaante de vorige gelyk, maar de blaadjes zyn als een rood en duister Fluweel, en daarom eigentlyk Fluweel Bloem genaamt. De kruin is uit den rood-geelen, het zaad van beide is in de voornoemde kokers besloten, lang en swart.
Sy moeten alle jaren gesaeyd werden, alsoo haar veselagtige wortel vergaat, en bloeyen dan beide in 't begin van de Somer heel lang, maar de liggende, als gesegt is, veel langer. Sy werden hier