XVIII. Hooft-Stuk.
Van de Middelen die de Winden verdryven, Flatus Discutientia gesegt.
DE middelen eigentlyk die men noemt Wind-verdryvende, zyn mein ik eigentlyk wind-makende, want als 'er in ons lighaam een taeye opgeblasen slym is, en de wind-dryvende dingen daar by komende, zoo gebeurt het datse die slym doordringen en de opblasinge breken: de windigheid nu, uit geloost zynde, noemt men een wind.
Ten anderen is de stoffe in 't welke de wind-verdryvende dingen bestaan, zeer werksaam, zoo datse de slym overal doordringt, en des zelfs waterige deeltjes in beweginge gerakende, setten alle zyden van de slym uit, waar door een blaas geboren werd, welke op het laatste brekende men een wind noemt: Luiden die veel koude lyden, hebben meer winden, en daarom segt men, ik heb in de wind geloopen en een wind gevat: Dat is zoo veel te seggen, als ik door de wind koud wierd, en myn vogten en sappen tot een slym verdikten, zoo het dan gebeurt, dat'er by dese slym eenige beweeglyke stoffe geraakt, zoo gevoelt men winden, voornamelyk soo men iets warms gebruikt.
Alle dese dingen dan die men wind-dryvende oft wind-brekende noemt zyn de volgende, bestaande uit werkelyke deeltjes van een Sal Volatile Oleosum.
Rad. Angelicae, |
Ostrutii, |
Zedoariae, |