| |
XXVI. Hoofd-Stuk.
Om te weten wat Spysen goed of quaad zyn.
ALle spysen en dranken, die ik voor goed gekeurt heb, hebben een overvloedig Alcali, 't zy volatile ofte fixum, by sich gehad; maar in tegendeel die ik gelaakt heb, zijn vol slijm of suur geweest: want het overtollig slijm of suur maakt onse sappen traag-loopende, waar uit noodsakelijk veele verstoppingen en siekten moeten ontstaan.
Ons bloed bestaat meest uit een Alcali-sout, vlug van deelen; is 't dan dat'er een suur-sout by komt, werd het bloed verdikt, even als men siet dat een oleum tartari per deliquium verdikt werd door een spiritus vitrioli; want de punten van het suur blyven in de pypjes van het Alcali sitten. Ten anderen hebben de suur-deeltjes in ons lighaam scherpe punten, aan alle kanten snydende, welke de oliachtige deeltjes hakken en kerven. Wanneer men bloed uit een ader heeft gelaten,sal het ook door op te gieten van een suur vogt, niet alleen swart, maar ook dik werden. Het inspuiten van suur in een ader sal een dier terstond doen sterven.
Het tegendeel bespeurt men in het bloed, wanneermen daar een water van Sal armoniak of Salpeter | |
| |
op giet, soo sal het bloed schoon rood werden, en vloeibaar blyven.
Maar men sal ons tegenwerpen dat sommige het suur soo wel bekomt, en dat sommige boeren niet en drinken dan een suure wei? Men sal dan aldus konnen antwoorden: namelijk dat die boeren het van jongs aan gewoon zijn, dat is, sy hebben door dit suur verkregen datse in haar jonge tyd een dikker bloed hadden, waar door hare sappen ook grover en wyder zijn geworden, en die grove vochten konnen door passeren. Ten tweeden, verwerken sy het; dat is, haar verdikt bloed werd door het werken wederom dunder, en 't gene vast-deelig was,wierd dunder en fijnder van stoffe: want de beweginge doet ons meerder in- en uit-ademen, waar door ook meerder hemelse stoffe werd ingeademt, die de deeltjes van het bloed behoorlijk doet verschikken, en tegens malkanderen aanvryven, waar door het bloed veel fijnder werd. Daarom weten de wijnkoopers, als haar wyn lang en tay is geweest, die somtyds in bekkens uit te tappen, en van 't eene vat in 't andere te gieten, om dat onder het vertappen de deeltjes van de wyn niet alleenig zouden bewogen werden, maar dat'er ook een hemels-vuur en eenige werkende deeltjes uit de logt souden bykomen.
Wanneer men een Verken slagt, en onse wijfjes het bloed garen, weten sy het door een geduurige beweginge het selve met een lepel te roeren, en het stremmen te beletten.
Een andere soort van luiden zynder, die geduurig het suur eeten, om datse meinen daar door verfrist te werden. Ik ontken dese verfrissinge niet: maar hoe komt die? Om datse in dese of gene deelen, door te voren suir te eeten, verstoppingen hebben gekregen: het bloed nu in de groote vaten vloeibaarder zynde als in de kleindere, daar de verstoppinge is, prangt en stoot geduurig met een perssinge tegens | |
| |
de kleindere vaatjes aan, 't welk dan soo ligt niet door willende loopen als door de groote vaten, werd in sijn loop gesteuit, waar door het aan 't broeien geraakt, en de hitte op die plaatse meerder gevoeld werd. Als het nu gebeurt datse suurigheyt eeten, soo werd dit voorste vloeibaardere bloed verdikt, waar door d'aanpersing door de kleindere vaatjes vermindert, 't welk dan haar een verligting schijnt by te brengen, maar nemen geensins de verstoppinge weg: soo het dan gevalt datse een romer Fransse wijn, of een weinig brandewijn, peper &c. gebruiken, die het bloed verdunt, en het dunne bloed tegens het verstopte doet aanperssen, bevinden sy sig al wederom heet en broeijend als te voren; de pijn in 't hooft vermeerdert: en wijl dit bloed door de fijndere pijpjes der spieren des aangesigts niet makkelyk door passeert, vergadert daar meerder in desselfs spieren. En dat is d'oorsaak datse dan bloosende koontjes krygen.
Alsoo als ik tegens het suur ben, alsoo ben ik tegens het sout: welkers deelen zijn als lange styve beiteltjes, om welke wateragtige slangetjes onser vogten om heen slingeren, welke door soo veel soute deeltjes verswaart zijnde, het bloed mede veel swaarder moet omloopen, waar door mede veel scheurbuikige siektens voortkomen.
Ontrent de Speceryen ben ik middelmatig, want een matig gebruik houd onse vogten in goede beweginge, alhoewel sommige klagen datse sig daar qualijk by bevinden: maar dat doet datse niet gesond zijn, en daarom gebeurt het ook dat sommige siekten daar door schijnen te verergeren, want hare verstoppingen werden daar door meerder aangeprangt; in welke gelegenheit het gebruik wat kan gematigt werden.
De spijsen en dranken welke nog te heet nog te koud zijn, dat is, die uit een fijn Alcali met een fijne | |
| |
olie omslingert, bestaan, agt ik de beste, die ontstellen het bloed weinig, en laten het middelmatig vloeibaar zijn: want die te veel heete dingen gebruikt, maakt het bloed te werksaam, waar door veel van desselfs fijne deelen vervliegen.
De olie, boter of vet verbiede ik niet heel sterk, alsse goed is, wantse het suur ten onder brengen. Maar, seid een ander, ik werd'er galagtig af, dat is, het vet komt my weder in de mond met een bitterheid. De reden, mein ik dese te zijn, namelijk dat die in haar maag veel suur hebben, of dat uit het Pancreas veel suur komt, 't welk niet konnende ten eersten mengen met het vet, prikkelinge in de darmen of maag maakt, welke dan met eenige weinige droppen gal, die geduurig uitsijpelt, na de mond uitgegutst zynde, als een bittere gallige smaak veroorsaakt. Maar dit quaad kan men met veel mostert te eeten verbeteren, welke door sijn werkende deeljes het vet met de andere suure en soute deeltjes soo bewerkt, datse niet van een scheiden konnen.
De suiker en syropen, en al wat slijmig is, maakt mede verstoppingen, daarom best gelaten, of maar weinig gebruikt.
De quantiteit van de spyse kan in ieder een niet even groot zijn, want de magen van de kinderen zijn kleinder dan die van ouder luiden; ook heeft d'eene een sterker ferment als den anderen, soo dat een yder soo veel eten moet als hem lust; dat is, dat hy met smaak uitscheid: want anders is de maag te veel vervuld, en de spijse aan het gesten rakende, konnen de zyden van de maag niet dan met een moeijelijk gevoel uitgeset werden. waar doorse dan klagen dat de spyse haar beswaart: en dit werd nog meerder verwekt alsse een glaasje wyn op de spyse hebben gedronken, want die verwakkert de gestinge nog meer. Die gewoon zyn te werken, of sig te oeffenen met gaan en staan, mogen wel wat meer eten: | |
| |
die des ogtens kan eten hoeft het om niemand te laten: anders des middags en des avonds. Geduurig op den dag te eten agt ik niet gesond, want daar moet tijd tusschen beiden zijn dat'er weder een behoorlyke gest in de maag gesypelt is: anders sou daar geduurig meerder eten zyn als'er gest was, waar door eindelyk de spijsen onverandert sonder gesten souden uit de mage gaan: want als mijn meid boekweite koeken beslaat, en daar is te weinig gest in, sal het beslag soo wel niet rysen als wanneer daar genoeg gest was by gedaan.
Onder het eten moet men ook drinken, anders sou de spyse niet vloeybaar werden: want meel en gest sullen niet rysen, 't en zy door tusschen komste van water, waar door de stoffe werd uitgebreid: die weinig drinken, moeten verstoppingen hebben, want haar gyl te dik en te drabbig werd.
Onse jaren brengen ook veel verandering omtrent de spijs en drank: want heel anders moet men met een kind en kraamvrouw handelen, en anders met andere luiden. De vrouwtjens die in 't swaar gaan zijn, moeten sig blymoedig houden, en van de mannen wat gekarasseert werden, haar lusjes moet men wat involgen. Van schrik moeten sy sig soo veel wagten als het mogelyk is. Somtijds een vijgje gegeten met wat Spaanse wijn gedronken, doet het kindje leven en wel zijn: het gaan is haar beter dan 't sitten, want het verwarmt het bloed, en doet haar kragten hebben, benemende alle slijm en vuiligheid.
Soo ras het kind geboren, gewasschen en gebakert is, mag het wel een weinig honig of manna genutten, om de vuiligheden, die nog in de darmen zijn, uit te losen.
De spijse dan die men doet genutten, moet melk wesen met beschuit klein gewreven, en niet te dik gekookt: Wittebrood agt ik soo goed niet, wijl die pap- | |
| |
agtig is, en meer verstoppingen kan veroorsaken dan beschuit. Niet quaad agt ik het dat'er een wenig regenwater onder de melk gedaan werde, anders werd de melk al te dik onder het koken, welke dik gekookte melk te sterk is voor de kindertjes maag; want hare gest kan in de maag sulks niet ten onderbrengen, wijl zy in hun 's moeders lighaam een dunne vogt gewoon zijn te nuttigen: maar als kinders vijf of ses weken ouder zijn, mag de pap wel wat dikker zijn.
Sommige gebruiken een waterpap gemaakt uit water, wittebrood en suiker, en somtyds een weinig wijns. Dese pap is wel niet quaad maar de suiker verwekt suirigheden en verstoppingen, slym, wormen &c. de wijn is seer goed, indien het de kindertjes konnen verdragen, en de wijn warm geworden zynde, niet suur en wierd. Hierom agt ik de melk beter, wijl al onse spysen, eer wy daar van gevoed konnen werden, in een melk veranderen. 't Is niet quaad onder de melk een weinigjen saffraan gedaan, en dat de kindertjes 's savonds ingegeven, dat doet haar wel slapen en een goede uitwaseming hebben; waar door men veel ziektens kan voorkomen. Sommige meinen dat de melk te vuurig is voor de kindertjes, maar heb dat noit konnen gewaar werden ten sy de melk van sieke beesten was: en soo se al vuurig was, moest sulx in de boter bestaan, van welke ik noit en hoor klagen, hoe seer men die ook eet.
Onderwijlen gebruiken sy de melk van hare moeders soo ras als sy geboren werden, die sy best konnen verteren, al is 't dat die in 't begin wat biestagtig is, want het dient tot suivering der kinderkens; wanneer men de kinderen selfs suigen kan, moet men die aan geen minne-moers geven, wijl de manieren der kinderen seer veranderen, niet soo seer door de melk als door de manieren en ommegang diese dagelijks sien by sulke luiden, want die menigmaals on- | |
| |
gebondender leven als d'eygen ouders, die van beter opvoeding zyn.
De moeders, en alle die de kinderen suigen, moeten sich seer van alle suirigheden wagten,want ik heb niet alleen in mijn eigen vrouw maar in hondert andere geobserveert, dat soo ras het bier begon suir te werden, of datse eenige merkelyke suirigheden gebruikt hadden, de kinderen al huilende seer van pyne jammerden, en ik geloof dat de meeste suigelingen soo omkomen, want soodanigen voedsel als de vrouwen gebruiken, soodanigen sog oft melk moeten sy ook krygen, welk van goed voedsel gemaakt zynde, varen de kinderen wonderlyk wel, maar van een suur een goor voedsel, geeft een goore melk, die haast in de lighaamtjes der kinderen versuurt, waar uit koors, stuipen, spruw en diergelyk voortkomen, zynde de kinderen in een gevaar des doods gestelt.
Voorts mag men de kinders wel een jaar lang geduirig melk geven, daar na wat vaster spijse, dog niet schielijk, maar somtyds een weinig, op dat de gest van de maag allenskens sterker en sterker werdende: die spysen mag ten onder brengen: men moetse geen harde kost geven, want dan werden sy siek, vol wormen en onlustig.
Alle suiker en wat daar van gemaakt werd, is mede ten hoogsten de kinderen schadelijk, makende dikke buiken, scheurbuik &c.
|
|