| |
IV. Hooft-Stuk.
Hoe dat de gijl in 't lighaam bloed werd, en des selfs omloop. Of het bloed kan aangroeijen, en waar uit het selvige bestaat.
DE gijl in de maag, darmen en melk-pijpen behoorlijk gefermenteert sijnde, heeft nog haar hoogste stand van volmaaktheid niet bekomen, maar moet eerst het hert en long passeren, en soo voorts het gansche lighaam deur, waar door het geduirig al verder en verder wert gefermenteert en gegest.
De gijl dan in de sleutel-beens-ader komende werd aldaar eerst onder het bloed, of roode gijl gemengt, en vloeid met het selve na het regter oor van het hert, en dan in de regter holligheid door de long-ader in | |
| |
de long, welke aldaar met een evel of geest uit de logt aangedaan sijnde door de long-ader in 't linker oor des herts vloeit na de linker holligheid, welke gijl en bloed uit het hert geknepen werdende loopt door de slag-ader het gansche lighaam door soo na boven als na onder, waar van een gedeelte door dese of gene pijpen afgescheiden werd, en het overige door de aders na de regter sijde weder in het herte en longe loopt: dit werd dan den omloop des bloeds genoemt, welke den Vinder Harvaeus een onsterfelijke naam heeft nagelaten. Dit sy dan in't generaal gesegt: nu behooren wy de bloedmaking wat naukeuriger te besigtigen.
De circulatie van het bloed werd nog vaster bewesen met een speut in de ductus chyliserus te voegen, welke met melk vervult sijnde eerst in de sleutel-beens-ader na het hert door de longen weder in het hert en soo in de slag-aderen loopt; als men nu de speut aan een tak van de slag-aderen set, en men speut daar een vogt in, soo sal het in d' ader des selfden deels uitloopen, die het vogt weder na het herte toe voert.
Nog plegen sy dit uit de bindingen der slag-aderen en aderen te bewijsen, dat namelijk d' armen gebonden sijnde, altijd aan de sijde des herts op swol van bloed, 't welk in een ader van de sijde van het herte af opswol.
Hier deden sy nog de klapvliesen by in de aders voornamelijk: maar't geen ik van de speuten geschreven heb, sal d' andere bewijsen doen verdwijnen, want het spreekt van selver.
Nu om weder onse web aan te slaan, moet men weten dat het bloed veel ouder sijnde, als de nieuws aanvloeijende gijl, ook in deeltjes van de gijl veel verschelen moet, soo is 't dan dat de subtijle stoffe des hemels daar niet lijn-regt kan doorstraalen, maar moet geduirig van het eene deeltjen tot het andere | |
| |
wederom botsen, waar door noodsakelijk een nieuwe beweging der deeltjes en by gevolg een nieuwe fermentatie des gijls met het bloed moet ontstaan.
Het is seker dat het bloed dewijl het door een geduirige circulatie hondert en duisent reisen is omgeloopen; veel vlugger deeltjes moet hebben als de gijl, en dat de gijl met een meerder menigte van suir vervult sijnde met de vlugge souten des bloeds een onsienlijke fermentatie konnen veroorsaken, waar door de gijl het bloed, of de verouderde gijl, t' eenemaal gelijk werd; want het sout, suur, swavel, olie en menigte andere deeltjes meer, werden door dese insensibele fermentatie soo vereenigt datse een roode koleur aannemen, even als de swavel met eenig loog-sout gekookt sijnde het vogt een roode tinctuur doet hebben, welker deeltjes soo met malkanderen vereenigen, datse daar niet, ten sy door een suir uitgestooten werden, want het alcali vereenigt sig dan met het suir en verlaten de swavel-deeltjes. Meer exempelen heeft men met het sal tartari en alcohol vini, die door een lange en sagte wemelinge der warmte een rood vogt vertoonen. Ook siet men sulx in de vrugten die als sy onrijp sijn een klaar vogt van sig geven, maar na het rijp werden een rood sap geven, gelijk men siet in de aalbesien en onrijpe roode druiven, moerbesien en menigte diergelijke meer. Op dese wijse werd ook de gijl tot een rood vogt gemaakt, niet op een plaats, maar het geheele lighaam door, daar het maar vloeijen kan, hier door werden alle taije, lijmagtige, harde, stijve &c. deeltjes geduirig doorkorven en korter gemaakt, niet in eene circulatie, maar in de tweede, derde, en honderste &c. reis.
De gijl nu in het bloed uit de holle ader van onderen en de sleutelbeens ader van boven in 't regter oortjen des herts vloeijende, werd door het oortjen ('t welk als een maat van 't bloet is) uitgeknepen in | |
| |
de regter holligheid. Dese toeknijpinge geeft in het bloed een groote beweginge, welke mede seer veel contribueert tot de voortsetting van onse fermentatie, want het bloed en gijl werden daar gelijk als uitgespeut en uitgeknepen, want de sijden van dit oortjen sijn vol veselen en hoeken, en toeknijpende sijnse als twee handen, die op malkanderen geslagen sijnde de logt (gelijk in 't oortjen het bloed) van tusschen beiden ter sijden uit doen spatten, 't welk wy genoegsaam sien als men water heeft in de holte van de linker hand; en met de regter daar vlak op slaat, moet al het water sijdeling uitspatten, 't welk geen kleine beweginge het vogt in drukt.
Even op de selfde wijse gaat het niet alleen in 't regter oortjen, maar ook in de regter holte of ventriculus dexter, in welke het door de longs-slagader op de boven verhaalde wijse in de longe gespat werd.
Dit oortjen als ook dese regter holligheid is veel grooter als het linker oor en linker holligheid. Ik mein dat dit de reden is, namelijk, dat het bloed uit de holle ader komende dik is en by gevolg een meerder beweginge door dit toeknijpen moet hebben, want de wydigheid is oorzaak dat dit bloed en gyl verder konnen uitgebreid werden, waar door hy dunder werd, even gelijk de Wijnkoopers de wyn lang gewonden sijnde door de beweginge van het aftappen, dunder maken; en de wyfjes bloed beulingen makende, het bloed onder 't vergaren, door roeren dun houden. De groote holte is ook bequaam om dit trage bloed des te beter in des longs slag-ader te speuten; want indien de holte klein was, sou de beweginge soo groot niet sijn, om dat de cirkel van beweginge veel kleinder is, 't welk men siet in dese cirkel Fig. 3. want de cirkel A heeft veel kleinder diameter of middel-lyn als de cirkel B, soo dat de kragt in B grooter moet sijn als in A.
De slag-ader van de long verbreid sig in veele tak-
| |
[pagina t.o. 18]
[p. t.o. 18] | |
| |
| |
ken, en daar na wederom in kleindere, die sig allenxkens in de long-druifjes geven, welke long-druiven uit menigte van kleine blaasjes bestaan. Yder long-druif is aan een eind van de long-pijp vast, welk eind wederom in yder deser kleine blaasjes eindigt, even als de topjes van de venkel eerst in menigte kleine takjes verdeilen, en eindelijk sig in een saadjen in planten. Dese blaasjes nu werden niet alleen van dese slag-ader mede omringt en van des selfs bloed vervult, maar daar is nog een ander vat, te weten de long-ader die mede in seer kleine veseltjes verspreid en het bloed wederom neemt om in de linker sijde des herts te brengen. Dit voor af vast gestelt sijnde moeten wy besigtigen wat voordeel het bloed hier door krijgt.
't Is seker dat de long (waar van hier breeder sal gesproken werden) een werktuig is om de logt uit en in te ademen, en dat de logt die over onse aard-kloots-kring hangt, vol van allerlei soorten van deeltjes is. Want de son het aardrijk bestralende doet door de wederom steutende stralen allerlei deeltjes in de logt opklimmen, hier toe doen ook de winden en getijden des jaars veel toe, dat'er dan sekere stoffe nodig is om ons bloed geduirig t'ontsteken, blijkt hier uit, dat die op hooge bergen om de fijnigheid des logts genoodsaakt sijn sponsen met water voor haar mond te houden, om de fijne logt daar door met eenige deeltjes te vervullen, die bequaam sijn ons bloed t' ontsteken. Dit blijkt ook in 't instrument van den Heer Boyle in welke eenig gedierte geset sijnde en de grove deelen des logts uitpompende, sal dat gedierte terstond sterven, ja het vuur sal ook terstond uitgaan.
Maar behalven dit, is de persing des logts hier een groote werk-baas, want die op de hooge bergen sijn, hebben een minder persing van de hemels balletjes als die op de aarde staan, want indien ik dese be- | |
| |
weging mag vergelijken by een bal of vierkant, soo is de beweging snelder in C (Fig. 4.) als in B, om dat de bal of vierkant A komende tot B sulken grooten menigte van hemels balletjes niet boven sig en heeft als C, en daarom werd C meer neergedrukt.
Ten tweeden is de beweginge van de subtijle materie boven op de bergen so groot nog soo krachtig niet als beneden, want de straal die van D komt tot het aardrijk E in F is in F veel krachtiger als in G.
Hier uit besluit ik dan, dat de stoffe der subtijle materie hier boven van kleinder en fijnder deeltjes moet sijn, en de persing des logts ook minder is, waar door ons fermenterend bloed, dat te voren van alle kanten geperst wierde nu werd uit geset, en de warmte die het had door dese fijne stoffe weggesleept.
Even siet men het in 't instrument van Boyle, uit welke de logt gehaalt sijnde, de brandewijn begint op te blasen en als te koken, en 't geen het fermenterende bloed des diers te voren in dwang hield, raakt sijn fijne deelen quijt en werd uitgeset, soo dat het niet meer als te voren kan omloopen, waar door het beest moet sterven. Een lont of kaars beide brandende en in dit instrument geset, of in de heldere sonneschijn gebragt, verliest sijn vuur, of het brand minder, om de mindere persing die het krijgt.
Hier uit blijkt dan sonne klaar dat'er eenige deeltjes uit de logt ons bloed gemeen gemaakt werd, en met de selve fermenteren en effervesceren, en dat dese effervescentien geduirig van een persende logt ingetoomt en gedwongen werden.
Dese deeltjes die het bloed gemeen gemaakt werden pleeg ik met andere Salpeter deeltjes te noemen, maar siende op de oorsaak daar se van daan komen, te weten uit het aardrijk, 't water &c. soo moeten de- | |
| |
se deeltjes van allerlei figuiren sijn, namelijk, suire, soute, vrange, oliagtige, geestige en diergelijk duisent meer, die de beweeginge van de subtijle materie volgende, verscheidentlijk ons bloed, gyl en andere sappen komen aan te doen, derhalven is de bepaling van Salpeter-deeltjes al te eng; en dat het geen suir alleen is, blijkt hier uit, dat het bloed, dat uit de ader gelaten is; in de logt niet swart en werd, 't welk als men door suirigheid op giet, het bloed terstond sal swart maken.
Dese logt-deeltjes dan met de subtijle materie werden door de long-pijp in't inademen tot desselfs uiterste blaasjes gebracht, alwaar dese logt met het bloed effervesceert, welke effervescentie gedaan sijnde, werd dese logt (veel van sijn deeltjes verloren hebbende) te gelijk met de dampen, die uit de effervescentie ontstonden door het uit-ademen wederom na buiten toegebragt. Hier door werd het bloed dat te voren swart, dik, afgeslooft en als sonder geesten was, wederom schoon rood, logtig en vol geesten; even als wanneer 'er op het afgelatene bloed een solutie van Salpeter of Salarmoniak gegoten wierd, welke het suir (die de swartigheid aan het bloed veroorzaakte) ten onder brengen.
Dit bloed dan dus in de longe geeffervesceert hebbende werd door de long-ader, die dese blaasjes mede omvatten, te gelijk met eenige logt na het linker oor des herts voort geperst, welke het bloed ontfangende, nijpt sig toe, en doet het bloed in de linker holligheid (die meer veselen heeft als de regter) loopen na de groote slag-ader.
Laat ons nu eens beschouwen de klap-vliesen en de beweginge des herts; voor 't eerst komen ons dry klap-vliesen boven aan de vena cava te vertoonen, die sig soodanig vertoonen, dat het bloed dat in 't regter oortjen is gevloeid niet weder te rugge kan keeren; het bloed van de regter holte in de longe door de | |
| |
longs-slagader gaande, vind mede soodanige dry klapvliesen, op dat het bloed uit de long niet weder in de regter holligheid souw loopen: dit bloed dan in de longe bereid sijnde, loopt door de long-ader in 't linker oor, in welke twee klapvliesen syn, die beletten dat het bloed niet ruggewaars in de longen kan komen: het bloed dan met een groote kragt (want daarom is ze dikker) uit de linker holte in de groote slagader geschooten sijnde, gaat wederom over dry klapvliesen, die ook het wederom loopen des bloeds na het herte tegen houden. Soo dat dese klapvliesen beletten dat het bloed (om alle onorder te vlieden) niet kan weder keeren daar het van daan gekomen is. De klapvliesen die aan de aders staan, noemt men drypuntige na haar figuir, maar d'andere half maanswijsige.
De beweginge nu des herts is tweederlei, diastole en systole oft verwijdering en verenging. In de verwijderinge komt altijd bloed in 't hert, en in de verenginge werd het uitgeperst. Als'er uit de vena cava oft holle ader bloed loopt in het regter oor, loopt'er altijd bloed uit de long in 't linker oor, en als de verenging deser oortjes geschied, volgt dat beide holligheden oft ventriculi verwijderen, want daar is een cirkel van bewegingen deses bloeds. Als nu uit de regter holte het bloed in de longe gaat, moet ook by gevolg het bloed uit de linker holte in de groote slag-ader oft arteria magna loopen. Hier siet men dan tweederlei beweginge te gelijk in 't hert, want de diastole der oortjes geschied wanneer de ventriculi in systole sijn, en als de ventriculi in diastole sijn, moet volgen dat de oortjes in systole sijn. De beweginge nu des hert geschied gelijk als door spieren, van welkers beweginge hier na breeder; de constitutie van het hert, kan men in mijn Anatomie breder sien.
Op dat nu het herte des te ligter sig soude bewegen, heeft het seker sakje oft vliesig beursje gekregen, in | |
| |
welke men gemeenlijk eenig water vind, buiten twijfel uit eenige watervaatjes aldaar gestort, en door andere wederom weg-vlietende: Dit water seg ik kan het hert seer ligt maken omtrent sijn beweginge, even gelijk de Schuiten en Schepen die in 't water sijn, met veel minder moeyte konnen bewogen worden dan op het land staande. 't Welk in de dooden dikwils overvloediger is als in de levende, om dat het door de koude gestolt is, en niet behoorlijk wegvloeijen kan.
Als het bloed nu uit de linker holte koomt, werd het daar met een groote kragt uitgedreven, welke uitdrijving men klopping des herts noemt. Daarom is de linker sijde des herten met meerder veselen voorsien als de linker sijde, want de linker sijde had alleen het bloed maar in de long te spatten, en des selfs deeltjes van een te vrijven; maar in de linker sijde, moet de beweging veel grooter sijn, om dat het door 't ganse lighaam door alle pijpen heen moet loopen, sijnde een veel langer weg; en dese beweginge werd nog gecontinueert soo door dese klopping des herts, als door de arterien selfs, welkers veselen mede een systole en diastole hebben. Hier toe helpt ook het fermenterend vogt, ook van gelijken dat het van een wijte naar een engte gaat, want de gulp-bloed soo dikwijls die uit het herte in de slag-ader gaat, moet tegens de sijden der slag-ader aanbotsen, want het onder-deel is enger als het opper-deel, heel contrarie als in de aderen; dit is ook d'eenigste oorsaak dat het hert in de linker sijde klopt, en dat de slagaders konnen slaan oft kloppen, dat men gemeenlijk de pols-slag noemt.
Dit bloet dan werd door de slagaders in alle de deelen gebragt des gantschen lighaams: Welke slag-aders op haar einden al dunder en dunder werden en in spieren, klieren, &c. meer veranderen, in welke het bloed niet door kan loopen, maar laat alleen sijn | |
| |
dunste vogt door, welke vogt na de verscheidentheid van pijpen verscheidentlijk geproportioneert wert: nu het gene door dese pijpen niet kan gaan gaat door sijd-takken in de aderen wederom na het regter oor van het hert.
Desen omloop is in de kinders, nog in des moeders lighaams sijnde, een weinig op een andere wijse, want daar sijn twee slagaderen, die het bloed door de navel in de koek &c. brengen, welk door een ader, na de lever des kinds weerom loopt, dat met het andere bloed door de vena cava na het herte toe klimt, alwaar yts besonders aan te merken staat, want de vena cava vereenigt sig in het herte onder het regter oor met de long-ader, digte by de kroon-ader, eer dat se sig in de regter holligheid opend; dit gat is wijd en ei-rond, soodanig dat seker klapvlies belet dat het bloed niet weder te rugge kan loopen.
Dit geschied om dat het kind niet en ademt nog de longen op spannen, en de bloed-making daar door de logt niet bevordert werd; dit klapvlies groeit in ouder persoonen gantschelijk toe, om dat het geen gebruik na de geboorte heeft.
Nog is 'er een klein kanaaltjen van des long slagader met de groote slag-ader buiten het herte vereenigt, waar door het bloed uit de regter holte (dat anders in gebore menschen na de longen toe gaat) na de groote arterie loopt, soo dat'er door des longs-slag-ader maar weinig bloed in de longen komt. Dit pijpjen of kanaaltjen wast in de geborene soo nauw toe, dat'er niet meer door kan passeren.
Uit het voorverhaalde dan kan men ligtelijk bemerken, dat het bloed moet aangroeijen, wijl ik geloof dat het maar een hooger geverfde gijl is: 't Is ook eenigsins waarschijnelijk dat door het geduirig bewegen van fermentatie veele deeltjes rond-agtig werden, even als de keijen en gebakke steen die door het geduirig bewegen der Zee oft Rivieren rondag- | |
| |
tig werden, want de deeltjes des waters scheuren en vrijven geduirig tegens de rouwe uitsteeksels des steens soo lange tot haar oppervlakte glad is, welke steentjes, dan na hare verscheide gedaanten rond, oft lank-werpig ovaal sijn. Dese deeltjes nu mede in 't bloed soo lange tegens malkanderen vrijvende, is 't mogelijk datse mede op die wijse rond werden; maar het vergenoegt my niet, want ik mein dat de ronde balletjes die men door het vergroot-glas siet, niet anders is dan gestolt bloed, dat tussen sijn jeu-sappen legt, en dat dese bolletjes geboren werden op die wijse gelijk als wanneer men hard gekookte terpentyn oft lym in 't water laat druppen, mede als se stollen een ronde figuir vertoonen. Want dit bloed kan niet wel gesien werden dan gestolt, soo is't dat dese bloeddeeltjes met de gijl oft jeu nog niet volkomen vereenigt sijnde, voor eerst door de koude en de verscheide persinge des logts, de stremmende bloed stukken, als zy stremmen, en door de fermentatie, nog subtijle materie soo niet meer bewogen werdende, aan alle kanten even seer geperst werden, 't welk de ronde figuir doet vertoonen.
't Is seker dat men menschen vind die sig vijftig of sestig reisen hebben doen laten, soo nu elke reis maar ses onçen bloeds waren afgelaten geweest souw het getal van bloed tot vijf-en-twintig ponden opklimmen. In Spangien doet men alle maanden laten. Wat al bloeds de vrouwtjes door haar teederheid quijt werden is een yder bekend: Hier uit moet ik besluiten dat het bloed aangroeit. siet hier van verder in mijn Collectanea cent. 7. obs. 6.
Soo een lighaam twee hondert pond weegt, mag men wel dry deelen bloed en sappen rekenen, want wy sien wel hoe veel het vleis en visch in droogt, die de helft niet en wegen als doe sy levendig waren, in welke nogtans alle de sappen nog sitten en gedroogt sijn.
| |
| |
Hoe dikwijls nu het bloed in een mensche in een uir tijds omloopt, is wel soo effen niet te bepalen, want d'een sijn bloed loopt veel rasser om als des anders bloed: Maar gemeenlijk kan men twaalf of dertien reisen in een uur gissen, dat is ontrent de drie hondert reisen in een etmaal.
Als men het bloed distilleert komt'er eerst een weinige geest over, daer na veel water met vlug sout, eindelijk een olie, die op het laatste wat stinkt, in de grond van de retort blijft het vaste sout met wat aarde: uit dit vaste sout kan men een spiritus salis halen, die de gemeene niet ongelijk is. Doch uit gesont bloed haalt men weinig suur. Uit sestien onçen bloed heeft men dikwils twaalf onçen plegma, eer men yts van de andere hooft-stoffen over krijgt; op welke plegma, die heel onsmakelijk is, eenig suir gegoten sijnde, de minste gesting oft sienlijke beweging niet en maakt, een teiken dat'er weinig vlugge deelen in moeten sijn.
Als het bloed, nog warm sijnde, in 't koude water gesmeeten werd, vertoonen sig dikwijls eenige witte draden, die van sommige een wel bewerkt bloed genoemt werden; maar het is niet anders dan de jeu oft lympha (die als een dikke sijroop onder dikke melk geroert sijnde, lange striemen als draden van sig geeft) welke in het water stremt, wijlse met het bloed niet geheelijk vast gemengt waren.
Men pleeg ons veel van de vier-vogten te vertellen, als daar waaren Sanguis, bilis, pituita, melancholia. genomen na het viertal der gemeinde vier elementen, en daar resen wederom die schoone temperamenten uit. Maar die den omloop des bloeds verstaat, sal wel haast sien dat dit in duigen moet vallen, want daar is maar een bloed, die door alle slag-aders en aders loopt. Ik soude hier meer van schrijven, maar dese stoffe is van andere genoegsaam en dikwijls verhandelt, soo dat ik daar niet meer van spreken sal.
|
|