De Kartesiaanse academie ofte, institutie der medicyne(1683)–Steven Blankaart– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio *8r] [fol. *8r] Anders. GY die de wijs-gier mint, en die de wetenschappen, Voor groote schatten telt, kom vlytiglijk aanstappen Na Blankerts heerlijk werk, 't geen u de Drukkers pars Vol glans opoffren komt, door-jeugdig, fris, en vars. Waarin gy vinden sult gesontheits stant en weesen, 't Geen by het redelijk gewenst wort, en gepreesen. Want wie het zelve mist is doot schoon dat hy leeft. En tot bewaringe desselfs zy wetten geeft In't Tweede-deel des boekx. Het dard' beschrijft de quaalen, Waar door de menschen in het duister aartrijk dalen Indien geen brave Arts haar quaat na konst geneest. In't laast of Vierde-deel de wijs-gier vint, en leest Hoe sy't genees-kruyt moet na konste doen bereiden: Om soo de mag're doot van 's levens-poort te leiden, De halve-doden weer te wekken uyt de doot, De bleeke kaaken te vernissen met een root By alle man bemint, de half-verdorde benen Te vullen met goet-merg, het naar en droevig stenen Verand'ren in een ry, en vrolijk Hart-gesank. [Folio *8v] [fol. *8v] Gy die de kunst bemint seg aan Heer Blankert dank Voor sijn door-lugte pen: waar door hy gaat vertonen Dat hy zijn lichaam, breyn, noch veder wil verschonen, Tot 't heyl van d'eeven-mensch: maar stadig sweet, en ploegt, Op hoop dat hy't gants-rond' noch voor sijn doot genoegt. Lang leven kleef hem aan tot 't heyl van Neerlands-steeden, Dat d'oppermagt in hem beklyve doet de reeden: Waar door vervallen moet de oude quaâ-gewoont, En in haar plaats geplaast de waarheyt groots-gekroont. A. H. P. A. Vorige Volgende