nam hij ze stuk voor stuk op en bekeek hij ze. Ondertussen had ik natuurlijk de gordijnen al half opengedaan. En toen zei de goede man, dwars door het schreeuwen van de baby's heen: Het valt me mee.
Ik dacht eerst dat ze alle drie verloren waren al probeer je dan vanzelfsprekend toch nog van alles, en gelukkig maar, want twee worden er zeker goed... Maar dié wordt blind, niks aan te doen. Ach, een beetje ether of een spuitje, hij merkt er zelf niks van. Toch nog eens veertien dagen aanzien?
Mij goed. En hij legde de terdoodvefoordeelde weer aan de moederborst terug... En hoe ze zich toen haastte om ze schoon te likken, om ze te reinigen van de menselijke aanraking! Ze had het er minstens tien minuten druk mee en eindelijk strekte ze zich weer op haar zij en liet ze haar kinderen weer heerlijk tegen zich op leunen en drinken, drinken.
Ze dronken gulzig met hartstochtelijk graaiende pootjes totdat ze plotseling, plompverloren, met de tepel nog in het bekje in slaap vielen, weerloos, zonder weet van zich zelf, twee met de ogen dicht en één met nog steeds die blinde bevliesde blik.
Arm diertje, zei ik, maar ik streelde de moeder die luid lag te spinnen, de kop in weelderig welbehagen achterover, mij aanstarend, hevig, onafgebroken, alsof ze me wilde tonen hoe prachtig haar blik wel was, hoe stralend blauw die wel behoorde te zijn als een schepsel van haar ras, van het edele ras der Siamezen, dat tenminste gezonde ogen had.
Weet je, zei ik, een menselijke moeder zou zich wel de ogen kunnen uitsteken als ze daarmee die van haar kind zou