Fragmentarisch. Nagelaten proza
(1978)–Anna Blaman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 163]
| |
Cupido's witte boogVoor Henk Dippel De bedoeling van dit hoofdstuk is te wijzen op de sociale en psychische - in het bijzonder erotische - betekenis die het menselijk gebit in Anna Blamans oeuvre heeft.Ga naar eind1 Wanneer Stefan, de hoofdpersoon van Op leven en dood, verzeild raakt in de rode-lampenbuurt van een havenstad, valt hem een prostituée met een kunstgebit op. Zijn vriend, Paul Stermunt, vertelt over een vermoorde prostituée, die in een ontstoken bovenkaak gedegenereerde ‘ribbeltandjes’ had.Ga naar eind2 De prostituée met wie Stefan tenslotte meegaat, mist een paar voortanden en een hoektand. De vrouwen hebben geruïneerde en verziekte gezichten. Ook wanneer de erotiek op serieuzer wijze in het spel is, let Stefan op het gebit van zijn partners. Als hij Francisca, zijn minnares, voor het eerst kust, vindt hij haar lippen, tanden en adem verleidelijk; hij had haar kunnen bijten. Het meisje dat voor het betrekkelijk gelukkig slot van de roman zorgt, Jane, heeft kleine blanke tanden, geen gebit van een volmaakte regelmaat, maar wel sterk en jong.Ga naar eind3 Anna Blaman laat Stefan, die een ernstige existentiële crisis doormaakt, denken: ‘Het enige waarvan ik zeker durfde te zijn was dat de mens een zoogdier is met een omnivorengebit.’ Stefan vindt de strijd om boven het dier-zijn uit te stijgen wanhopig en vergeefs. Toch mag men in de culturele waardering ten aanzien van het gebit, zoals Anna Blamans verhaalfiguren die tonen, een stap boven de zoölogische orde uit zien. Immers, de mens deelt deze appreciatie met geen enkel dier. Een slecht gebit kan een triestig laag sociaal milieu verraden, dat kwamen ons de prostituées uit Op leven en dood al aantonen. Zij zijn in het gezelschap van menige andere verhaalfiguur uit Anna Blamans oeuvre. Het vroeg verknoeide meisje in het hoofdstuk dat de schrijfster aan de roman De | |
[pagina 164]
| |
doolhof bijdroeg, heeft ‘geribbelde tanden’. De kostganger die de droevige heldenrol in ‘Overdag’ speelt, heeft een geel versleten gebit. In ‘Trocadero’ toont een ontgoocheld lachende kantoorbediende bruine tandstompen, waarvan zijn collega de armzalige werkelijkheid vergelijkt met de schone schijn van een kunstgebit. In de roman van schijn en wezen, Eenzaam avontuur, danst Kosta met een volksmeisje; ze bergt de realiteit van ‘een schamel reeds verweerde dentuur’ achter de romantiek van rode lippen. In dezelfde roman merkt Alide bij een straatkoopman rotte tanden op. De hospita in ‘De verveling’ verliest al haar tanden, evenals Hilda, die nog ter sprake zal komen. Een pensiondienstertje in Vrouw en vriend heeft verwaarloosde gele tanden; ze kan het lachen beter laten om de kostganger het zicht op haar ‘gretig, spits gebit’ te besparen. De vrouw van een arme musicus in ‘Feestavond’ lijdt aan een wegrottend gebit; zij heeft een bijna tandeloze mond. Een andere musicus in Anna Blamans werk echter, die in Vrouw en vriend een kleine maar belangrijke rol speelt, Charles Holm, kan zich de luxe van een goed gebit permitteren, want hij is een gevierd concertpianist; hij heeft lelijke, maar kostbaar onderhouden tanden. Een rijke bordeelhoudster in ‘Engelen en demonen’ heeft grote witte porseleintanden. Een van de vier meisjes die Eenzaam avontuur verlevendigen, is Yolande. Hoewel zij maar een volksmeisje is, heeft zij fraaie tanden. Zij mag ook overigens gezien worden. ‘Ze had maar even glans te leggen in haar ogen, en haar lippen voor haar tanden weg te trekken, en haar borsten te spannen en haar benen te rekken, en daar was wel iemand die de armen om haar heen sloeg en haar zoende en haar lichaam gloeiend van honger en daarna loom van vree maakte.’ Toch is Yolande niet gelukkig in de liefde, zoals blijkt uit haar avontuurtje met een violist, die Yolande-met-‘natuurgebit’ prefereert boven eigen vrouw-met-kunstgebit. Speciale aandacht verdient dat andere volksmeisje in Eenzaam avontuur, Hilda. De meisjes spelen een rol welke met die van een rei in een klassiek drama vergeleken kan worden, maar hebben, anders dan in een rei meestal het | |
[pagina 165]
| |
geval is, ieder een eigen karakter. Het zijn, de een meer de ander minder, wat E.M. Forster ‘flat characters’ heeft genoemd; dat wil zeggen dat zij zich elk op eigen wijze door een wezenstrek of telkens terugkerend zinnetje karakteriseren.Ga naar eind4 Stereotiep voor Hilda is, dat zij een slecht gebit heeft. ‘Wat haar gebit betreft, kijk, wat een gave tanden. Je zou zeggen, daar mankeert nu niets aan. Maar een pijn datze kon hebben, onbeschrijfelijk. Ontstekingen, eerst in haar kiezen die ze alle al had laten trekken en nu in haar tanden. Geloof je dat ze blij zal zijn als alles er maar uit is?’ Hilda is een onontwikkelde vrouw, die in de huishouding werkt. Ze heeft verkering met een veerbootkapitein. Op ruige en onverschillige toon praat ze haar verloofde na: ‘Bè-je bedonderd [...] Of ze nu wel of geen tanden had, of het soms daarom gaat.’ Haar vriendin, Annie, houdt van Hilda, omdat ze zo menselijk is: ‘echt een mens, een mens vulgair van echtheid’, mede dank zij haar tandpijn. ‘Een tastbare gemoedelijke en vulgaire vrouw, die in haar tanden zat te peuteren en je dan wees, met ruwe vingers, welke tand er nu weer aan geloven moest.’ Dat haar tanden uitvallen, is Hilda niet helemaal onverschillig. De voortand bestuderend die misschien als eerstvolgende zal sneuvelen, vraagt ze zich af, welk effect het verlies op haar uiterlijk zal hebben. Hilda heeft nog een gebrek: ze is frigide, en haar kapitein doet weinig moeite daarin verandering te brengen. Zelfs wanneer hij over vroegere seksuele avonturen op de grote vaart vertelt, blijft zijn pijp tussen zijn tanden geklemd; hij kijkt blijder naar de tabakspot dan naar haar. Hun erotisch verkeer laat zijn verloofde volkomen onbevredigd. En, arme Hilda, van trouwen komt voorlopig ook niets, want uit het spaargeld moet telkens de tandarts betaald worden. Wanneer zij tandartspatiënten zijn, zijn Anna Blamans verhaalfiguren met liefde noch geld gelukkig. Hun gebitslijden is symbool van een fundamenteler - existentieel te noemen - menselijk falen. Men denkt hierbij gemakkelijk aan de dieptepsychologie, in het bijzonder de freudiaanse variant, die voor Anna Blamans werk van grote betekenis is geweest. Freud heeft herhaaldelijk op de seksueel-symbolische bete- | |
[pagina 166]
| |
kenis van gebit en gebitsverlies gewezen, bij voorbeeld in Die Traumdeutung.Ga naar eind5 Het gebit heeft voor Anna Blaman vooral erotische betekenis, zoals reeds werd opgemerkt. Al in een van haar oudste verhalen, ‘Singeldrama’, dicht de vrouwelijke hoofdpersoon, Anna van Putteren, in een libidineuze waakdroom een zwerver gave tanden toe. Michel, een erotisch ontwakende jongen, vallen in ‘Marja, een vrouw’ haar gladde tanden tussen slordig geschminkte lippen op; in een seksuele fantasie keren ze terug als ‘gladde lach van tanden’ bij een wellustig toenaderend gebaar. In zijn stervensmoment aanschouwt Peter uit ‘Sterven’ nog een visioen van hagelwitte tanden in een liefelijk vrouwengezicht. De beeldschone Louise Riffeford in ‘De Kruisvaarder’ heeft in een zinnelijke mond een volmaakt gebit. Etensresten tussen de tanden maken een meisje onbegeerlijk, lezen we in De verliezers. Om erotische aantrekkingskracht uit te oefenen hoeft een gebit echter niet perfect te zijn. In de tot op zekere hoogte homo-erotische verhouding tussen de twee vrouwen in ‘Ontmoeting met Selma’ heeft Selma een dofwit ziekelijk gebit en Jeanne iets te grote blanke tanden. Te groot zijn ook de blanke tanden van Sara Obreen in Vrouw en vriend. Sara's minnaar, George Blanka, is gefascineerd door haar grove mond met grote blanke tanden. Maar zelfs wanneer zij haar gebit verloor, zou hij nog van haar houden. Wanneer hij verliefd met haar danst, ziet George achter Sara's glimlach haar blanke ondertanden; opmerkend dat een stukje van een voortand ontbreekt, waarschuwt de dental-minded minnaar: ‘Liefste, je moet naar de tandarts, weet je dat?’
In Anna Blamans oeuvre is Sara Obreen slechts één van de grote geliefden die door haar gebit opvallen. Onder de anderen zijn er drie die min of meer naar hetzelfde levende model, Anna Blamans vriendin zuster Bosch, getekend zijn. Vermeld in de volgorde van de werken waarin zij figureren zijn het: Marie van Heerland in Vrouw en vriend (1941), Alide Kosta in Eenzaam avontuur (1948), en Driekje Vos in De verliezers (1960). | |
[pagina 167]
| |
De jonge krankzinnigenverpleegster Marie van Heerland wordt in Vrouw en vriend geïntroduceerd met de woorden: ‘Het was een knappe jonge vrouw. Ze droeg een grote helderwitte schort. Ze lachte vriendelijk, met blanke tanden.’ Meermalen worden in Vrouw en vriend Marie van Heerlands blanke tanden nog vermeld. De inrichtingspsychiater, die het verpleegstertje probeert te verleiden, prijst haar prachtige ‘dentuur’. Jonas, haar vriend, kijkt bij een bioscoopbezoek verliefd naar haar blanke tanden. Ook de wijkverpleegster van middelbare leeftijd Driekje in De verliezers bekoort door haar tanden. Zij heeft een regelmatig en goed verzorgd gebit, waarvan de tanden door de lippenstift die ze gebruikt - merk ‘Kissing’ - mooi en zeer blank uitkomen. Driekje is heteroseksueel. Het hart van haar homoseksuele vriendin Bertha is niet in gevaar, omdat zij niet van haar witte tanden droomt, maar Driekje's gebit maakt toch bijzonder veel indruk op haar. ‘Als ze praatte was dat mooi, aandoenlijk, die gezonde lippen, die verbleekte sensuele lippen, mooi lieflijk dat glanzen van de witte tanden daarachter.’ Alide Kosta heeft evenals Driekje grijze ogen en blanke tanden. Wel zeer treffend wordt juist Alide door haar gebit gekarakteriseerd, met name door een kenmerk dat in het beeld van Marie van Heerland en Driekje Vos ontbreekt: agressiviteit, die zich in combinatie met een erotische component als sadisme openbaart. In Anna Blamans werk is het gebit wel vaker orgaan en symbool van agressiviteit en sadisme. Het bijbelse ‘oog om oog, tand om tand’ klinkt in De doolhof. In een nachtmerrie verschijnt Jan Barts het gezicht van Victorine als een Medusa-gelaat: ‘een schrikwekkend gelaat [...] met woest opengesperde mond, waarin ik het wit van haar tanden en het rood van een spits trillende tong zag’; Victorine vecht met ‘nagels en tanden’.Ga naar eind6 Lach niet tegen dieren, want een ontbloot gebit maakt een vijandige indruk, meent de hoofdpersoon in ‘Carolus’. In ‘Theodoor en de rechtvaardigheid’ bijt een nijdige prostituée Theodoor de tong af. De verleider Pietro Basti in Vrouw en vriend heeft gemene muizetandjes. De blikkerende tanden van Myra in ‘Zonder honger, zonder medelijden’ en Wildhaas in Op leven | |
[pagina 168]
| |
en dood voorspellen weinig goeds. Maar het gebit van Alide is een symbool bij uitstek. Al in de Proloog wordt Kosta's toekomstige echtgenote, Alide, beschreven als een vrouw met een ‘prachtig wit roofdiergebit’.Ga naar eind7 Evenals haar dubbelganger, Juliette, wordt zij wegens haar gevaarlijke schoonheid vaak met een dier vergeleken. Zo vecht Alide ‘wreed en tactisch als een tijgerkat’ met een schipper, die zich kan verheugen in het bezit van ‘een enorm, maar incompleet gebit [...] een gebit als van een wolf’. Bij afloop van het gevecht, dat Alide wint, lacht zij gul met blanke tanden. Samen verslinden ze, na een jachtpartij waaraan Alide met blikkerende tanden deelneemt, een eend, ‘het vlees eraf bijtend en zuigend’. Sadistisch is Alide, wanneer zij geslachtsgemeenschap met Kosta heeft. ‘In het duister wrong ze mijn huid tussen haar sterke vingers en zette ze haar tanden diep in mijn vlees. Een mooi, schrikwekkend dier.’Ga naar eind8 In een laterfragment kustze Kosta zacht in de hals en neemt af en toe zijn halsvel tussen haar witte en vochtige tanden. Kosta's dubbelganger, de detective King, aanschouwt na een seksuele climax bij Alide's stand-in, Juliette, haar glanzend witte tanden en krijgt een hartaanval: een belangrijke passage. Wanneer hij later met Juliette een moord beraamt - hij hoopt haar zo in de val te lokken, want Juliette is een lustmoordenares - glanzen haar tanden vochtig en blank. Alide's echte ‘liefdesprooi’ echter is Peps. Er valt veel te zeggen voor het vermoeden van Simon Vestdijk, dat Peps de centrale figuur van Eenzaam avontuur is.Ga naar eind9 Anna Blaman beschreef hem naar een levend model: een dansleraar te Rotterdam, in de roman is hij dameskapper. Peps heeft slechte tanden, zoals alle kappers, meent Kosta, die hem walgend en jaloers bezit ziet nemen van zijn vrouw, de twee keer daags haar tanden poetsende Alide. ‘Pleps’ heeft een stinkende adem, scheldt de bedrogen echtgenoot; ook Alide merkt het: Peps stinkt uit neus en mond.Ga naar eind10 Bovendien heeft Peps een prothese, die het gebit van de bovenkaak vervangt. Ik zal geen opsomming geven van de rose-witte kunstgebitten en parels van kunsttanden in Anna | |
[pagina 169]
| |
Blamans oeuvre. Maar aan Peps' halve kunstgebit kan ik niet voorbijgaan. De passage die daarop betrekking heeft, is een hoogtepunt in wat ik nu maar de dentale letterkunde zal noemen, even klassiek als bij voorbeeld Simon Vestdijks roman Ivoren wachters. De passage stond in de dagen dat Eenzaam avontuur schandaal verwekte, bekend als het ‘tandpasta-fragment’. Anna Blaman droeg het meermalen tijdens een lezing voor.Ga naar eind11 Wanneer Alide haar echtgenoot Kosta voor de minnaar Peps verlaten heeft, denkt zij soms met weemoed aan hem terug. Zij wil Peps de tube tandpasta die zij met Kosta deelde, niet laten gebruiken. Toch legt ze de tube een keer binnen zijn bereik, om haar terug te grijpen op het moment dat hij de hand ernaar uitsteekt. Dat Peps een kunstgebit heeft, irriteert haar, vooral op het tijdstip dat hij het schoonmaakt. Soms probeert ze hem aan het lachen te maken, wanneer hij het uit de mond heeft genomen; dan spiedt ze naar zijn ingevallen bovenlip. Soms dwingt ze haar minnaar tot een omhelzing waarin hij weerloos haar tergende aandacht voor zijn tandeloze mond ondergaat. Zij gaat halfnaakt naast hem staan, zodat in de toiletspiegel het wrede contrast tussen de schoonheid van haar gezicht, hals en borsten en zijn onttakeld gelaat zichtbaar wordt. Zo maakt Alide de slaapkamer tot een hel. Maar ook wanneer zij met Pepsin het paradijs van een sensuele liefde verkeert, uit zich haar tot wellust geperverteerde agressie. Tijdens het geslachtsverkeer zet zij haar tanden in zijn lichaam, evenals bij Kosta. Alide's gebit wordt ook wel beschreven, zonder dat agressiviteit en sadisme de boventoon voeren. Dan glimlacht ze zoals Marie van Heerland en Driekje Vos, met een blank gebit, ‘een zeldzaam blanke lach, zeldzaam bekoorlijk’. Zo zien de vier meisjes haar, in het bijzonder Berthe, die verliefd op haar is. Maar Alide kan ook ironisch glimlachend de tanden ontbloten, zoals tegenover de hospita van Peps. Al spoedig springen dan in haar mooi gezicht de zware kaken weer naar voren. Zij vermaalt bonbons, een volle doos achter elkaar leegetend. Fysionomisch lijkt Alide op Bella, een verpleegster in het romanfragment dat ik in mijn proefschrift publi- | |
[pagina 170]
| |
ceerde. Bella heeft een mond met korte sterke tanden in een zware onderkaak. Als schrijfster lijkt Anna Blaman soms het vermogen te hebben in een levend gezicht het skelet te zien, evenals haar verhaalfiguren King en zijn paranormaal begaafde hospita.
Dit brengt ons tot het laatste aspect van Anna Blamans gebitssymboliek: de relatie tussen gebit en dood. De dood waart met ontvleesde kaken in het verhaal ‘Sterven’ rond. In ‘De liefde en Adriaan’ ziet Adriaan in het licht van een openstaande deur een oude vrouw met tandeloze mond en ‘doodskopkaken’. In ‘Spelen of sterven’ trekt de jongen, die aan het einde van het verhaal verongelukt, voor de spiegel de lippen van zijn lelijke tanden weg om zich zijn doodshoofd voor te stellen. Hetzelfde ‘kinderspelletje’ speelt Sara Obreen in Vrouw en vriend wanneer ze, ontevreden over haar uiterlijk, troost put uit haar mooie tanden. Men kan hierbij aan de vaker toegepaste symboliek van het gebit als moment van onvergankelijke schoonheid in een vergankelijk lichaam denken. Ik herinner aan de slotregel van J.H. Leopolds gedicht ‘Jezus, die door de wereld ging’, waarin een ieder zijn afschuw uitspreekt over het rottende lijk van een hond, maar Jezus zegt: ‘de tanden zijn als paarlen wit’.Ga naar eind12 Al kan een gebit reeds tijdens het leven tot ‘tandenkerkhof’ verkeren, het kan ook symbool van blijvende schoonheid zijn.
Heftige kritiek op Anna Blamans belangstelling voor het menselijk gebit werd geuit door Albert Helman. Toen in de boekenweek van 1948 te Rotterdam naar aanleiding van het verschijnen van Eenzaam avontuur een schijnproces werd georganiseerd, zond Helman een ‘dagvaarding’ aan Anna Blaman, waarin hij als punt van aanklacht onder meer vermeldde: ‘Obsessie door rotte tanden en andere orale euvelen (21 plaatsen!).’Ga naar eind13 Helman verloor de ‘zaak’ Eenzaam avontuur, maar zette in een artikel: ‘Pseudo-erotische bla-bla’ in De Vlaamse Gids nog eens zijn bezwaren tegen de roman uiteen. Hij uitte daarin ook weer de aanklacht, dat de ‘schrijfster er niet tegen opziet meer dan twintigmaal in deze roman | |
[pagina 171]
| |
te spreken over blanke en rotte tanden, allerlei gebitten en mondgebreken [...] alsof zij voor een vereniging van tandartsen schreef’, en merkt op, dat de naam Peps herinnert aan ‘die gouverneur-generaal uit Indië, die door de bevolking aldaar om zijn starre glimlach “Si Pepsodent” genoemd werd’.Ga naar eind14 Anna Blaman diende Helman op indirecte wijze van repliek in het verhaal ‘Feestavond’. Daarin leest een schrijfster, Erica Hart, die veel op Anna Blaman zelf lijkt, een verhaal voor. In de zich daarna ontspinnende discussie uit een criticus het verwijt, dat Erica Hart te veel belangstelling voor erotisme en het menselijk gebit heeft. Een ander antwoordt: ‘Zolang jou de erotiek intrigeert, Erica Hart, [...] zolang behóór je te schrijven over erotiek. En zolang witte, gele of groene tanden en kiezen jou intrigeren, zolang behóór je 't te hebben over tanden en kiezen.’ We kunnen de laatst geciteerde spreker bijvallen, ook wanneer we zijn woorden op Anna Blaman zelf toepassen, zowel met betrekking tot het motief van de erotiek als dat van de ‘tanden en kiezen’. Alleen zou ik, bij wijze van besluit, nog eens willen benadrukken, hoe hecht in Anna Blamans oeuvre juist het verband tussen beide motieven is. |
|