Zomerweelde(ca. 1920-1930)–Henriëtte Blaauw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] Vooruit maar! Ons Keesje was jarig en Kees kreeg visite, Hij vroeg voor de grap ook wat meisjes er bij; Want, zie je, dat waren nou eenmaal z'n buren, Je zet je vriendinnen zoo'n dag niet op zij. Ze waren met zeven en 't vroolijke troepje Was hollend en joelend het bosch ingegaan; Eén kon er niet mee, maar ze was ook de jongste, Bedroefd kwam de gast wel een uur achteraan. Wat hadden ze 't warm! - hè, dat was nog eens loopen, Doodmoe viel de een na den ander in 't gras; Ze zouden nu eerst maar eens eventjes rusten En wachten totdat nummer zeven er was. Wat zouden ze doen? eerst verstoppertje spelen? ‘Nee, blindeman!’ riepen ze ginds door elkaar. 't Geschil liep haast uit op een kibbelpartijtje, De jarige Kees had zijn vuisten al klaar. ‘Ik ben hier de baas, ik wil boompje verwiss'len, Ik stoor me aan jullie gebabbel geen zier; Vooruit maar!’ riep Keesje, ‘geen praatjes meer verder, Ik heb je gevraagd voor mijn eigen plezier.’ Dat hielp, want geen gast dorst een kik meer te geven, Gauw hadden ze leder een boom uitgezocht; Ze waren al blij dat ze mee konden spelen, Al was er niet één die z'n zin hebben mocht. [pagina 6] [p. 6] Vorige Volgende