Zes versjes(ca. 1925 )–Henriëtte Blaauw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 4] [p. 4] 3. Koetje-Boe. In 't wel - tje graas-de koe -tje-boe, En 't koe - tje kneep haar oog-jes tee, Omdat ze in de fel - le zon Een beet - je moei - lijk kij - ken kon. Ze knuw-de, knuw-de rus - tig door, Pre-cies als al - le bee tjes, hoor, En met haar staart- je joeg ze vlug De ston - te vlie - gen van haar rug. Daar kwam het boer - tje aan - ge-stapt, Het hek - je werd weer dicht ge-klapt, En droo-m'rig bleef 't koe - tje staan, Tot dat het mel - ken was ge - daan. Och, 't koe - tje is zoo goed, zoo goed, Ze geeft maar melk in o - ver-vloed, En 't boer - tje heeft het zelf ver - teld, Het koe - tje - boe vraagt nooit om geld. Vorige Volgende