| |
| |
| |
VII. De Feestavond.
Het was December. Dikke vlokken sneeuw dwarrelden in de lucht en bedekten de aarde met een helder, wit kleed. De takjes aan boomen en struiken gingen gebukt onder het vrachtje, dat steeds zwaarder werd en de paaltjes van het hek, rondom den tuin der familie Bok, hadden allemaal kleine slaapmutsjes op, die de wind er nu en dan, voor een oogenblik, weer afblies.
Op het plein gooiden de kinderen elkaar met sneeuwballen en rolden in de witte massa. Ze waren niet bang voor een nat pak, ook Jopie Post niet, die aanhoudend naar het huis van den dokter keek. Ze hoopte Tilly naar buiten te lokken, die boven, voor het raam, ijverig zat te werken. Hè, 't zou zoo prettig zijn, net als vroeger, nog eens met haar te kunnen spelen, maar Tilly kwam niet. Even was de lust bij haar op gekomen, daar buiten ook mee te doen, maar dan zou de boekenlegger stellig niet klaar komen en morgen over een week
| |
| |
moest hij af zijn, als vader en moeder de koperen bruiloft vierden. 't Was zoo moeilijk, de naald precies in de kleine gaatjes te prikken en dan weer den roodzijden draad er langzaam door te trekken. Het papier scheurde zoo licht! Truitje was al menigmaal te hulp gekomen, maar nu moest Tilly het verder alleen doen, anders was het haar eigen werk niet.
Wat zou vader wel zeggen van zoo'n prachtig handwerk? Het had haar twee kwartjes uit den spaarpot gekost en nu was er nog een gulden in, om voor moeder een paar plantjes te koopen, dezelfde, die ze bij mijnheer Bok in de serre had gezien.
Of Truitje nu al verzekerde, dat ze voor zoo'n beetje geld die bloemen niet krijgen kon, Tilly geloofde er toch niets van. Als Trui nu maar beloofde, aanstaanden Maandag stilletjes even mee te gaan, kwam de rest van zelf wel terecht. Maar dan moest de verrassing voor vader kant en klaar in 't vloeipapier zijn.
Daarom schudde Tilly telkens met haar hoofd, als Jopie een sneeuwbal naar 't raam gooide en de ijverige werkster onwillekeurig moest opkijken. Tilly wou die dwarrelende vlokken maar liever niet zien. 't Was ook zoo echt heerlijk daarin rond te dansen en ze in je mond op te vangen. Je
| |
| |
kon ze maar heel eventjes proeven, en... weg waren ze weer. Soms hoorde ze Jopie gillen en dan dacht ze aan Marianne, die stellig ook voor 't raam zat en dat geroep volstrekt niet netjes zou vinden. Tilly wou maar, dat Jopie het niet meer deed. Op weg naar school zou Marianne er zeker iets van zeggen, en dan had ze gelijk, men mocht op straat niet schreeuwen.
‘Zeg Til, kom eens even hier,’ klonk opeens een stem, onder aan de trap. ‘'k Heb je wat te vertellen.’
Haastig pakte ze haar schat in, eigenlijk was ze blij, er voor een poosje af te zijn. Ja, ze zou vader eens goed zeggen, wat een werk het was geweest. Zoo leek het niet eens erg veel. ‘Souvenir,’ stond er gewoon, maar een hoop letters waren het toch en wat moest de naald dikwijls door 't papier, eer je ze er allemaal op had.
‘Tilly, kom dan toch,’ klonk nu luider de stem van mevrouw Verduin, ‘wat voer je daar boven uit?’
‘'k Heb een geheim, moedertje, 't is toch immers gauw uw koperen bruiloft,’ riep ze terug. ‘Ik maak iets voor vader, maar u krijgt ook een cadeau, hoor. Het mag wel een gulden kosten, maar ik moet het nog koopen, ziet u. Voor een gulden kan ik heel wat moois krijgen, gelooft u ook
| |
| |
niet?’
Tilly was, al maar babbelend, de trappen afgesprongen, ja, nu werd ze toch nieuwsgierig, wat moeder haar te vertellen zou hebben. Moeder keek zoo blij en ze trok Tilly gauw bij haar jurk de huiskamer in.
‘'k Heb een heerlijke verrassing voor je,’ fluisterde mevrouw Verduin haar dochtertje in 't oor. ‘Kind, nu moet je me gauw helpen.’ Tilly zette groote oogen op, was er nu al een verrassing voor haar? Zou ze moeder nu eerst gauw even vertellen, wat zij allemaal bedacht had... Maar neen, dan wist mama het ook meteen en Trui had Tilly zoo op 't hart gedrukt, toch vooral niets te verklappen.
Gelukkig maar, dat moeder haar geen tijd tot praten liet, want wie weet, of het babbeltongetje nog niet even een kleinigheidje los gelaten zou hebben.
‘Hoor eens, kind, we hebben een mooi plannetje bedacht,’ zei moeder vroolijk. Zij had er schik in Tilly zelf het nieuws te vertellen. ‘Als wij de koperen bruiloft vieren, komen er 's avonds groote menschen op visite en dan moet jij vroeg naar bed. Dat is wel een beetje saai, vinden wij, en nu hebben vader en ik bedacht, dat jij Zaterdagavond een kinderpartijtje moogt hebben; de heele klas mag je vragen, natuurlijk ook
| |
| |
Hanne en Jopie en ook nog wel meer kinderen, als je 't prettig vindt. Vader zal de Nutszaal huren en daar kunnen jullie dan dansen en pret maken, net zooveel als je maar wilt. Zeg, hoe vind je dat wel?’
Tilly sprong om de tafel van plezier en sloeg de armen om moeders hals. ‘Nee, maar, verrukkelijk!’ riep ze uitgelaten. ‘En mogen de jongens dan ook komen, die zijn heusch heel aardig.’ ‘Natuurlijk,’ lachte moeder, ‘met hoevelen zit je in de klas?’ ‘Zes en twintig kinderen zijn er, geloof ik, morgen zal ik ze precies tellen, moes. Mag ik ze dan meteen vragen, het duurt nog net een week!’
‘We zullen briefjes schrijven aan de ouders, maar je moogt het wel vertellen,’ zei mevrouw Verduin, die heel goed begreep, dat Tilly haar mond niet zou kunnen houden. ‘Noem me nu de namen van de kinderen eens op, ik weet niet, waar ze allemaal wonen. Want, zie je, als de jurken nog opgeknapt moeten worden, vinden de moeders 't erg prettig, het gauw te weten.’
Tilly was eigenlijk veel liever naar buiten gestormd om Jopie het groote nieuws toe te roepen en - wat zouden Marianne en Lieske er wel van zeggen!
Even zag ze het zure gezicht van Marianne voor zich, die vond het natuurlijk niets
| |
| |
prettig, dat de meisjes Post ook zouden komen. Liefst wou Marianne die kinderen overal maar buiten houden en nu ze merkte, dat Tilly ze, terwille van haar, al meer en meer in den steek liet, bedacht het jaloersche en trotsche kind allerlei redenen, om er Tilly voorgoed af te brengen. Maar dat gelukte haar heel langzaam, want Tilly bleef toch nog gehecht aan het huis, met al die heerlijke herinneringen. Nee, ook nu zou ze zich het feest niet kunnen voorstellen zonder Hanne en Jopie erbij.
Ondanks den drukken omgang met Marianne kon ze de meisjes Post toch niet vergeten en ze vond het heel naar, dat Lieske niet op de partij zou komen.
Arme Lies! - Tilly had erg veel medelijden met haar en op dit oogenblik voelde ze, meer dan ooit, haar geweten, omdat ze al in geen week bij de familie Post was geweest. Tilly had het ook zoo druk, bijna nooit schoot er meer tijd voor Lieske over.
En terwijl ze, in gedachten, het bleeke kopje voor zich zag, dat haar vanmorgen nog zoo vriendelijk toeknikte, vertelde Tilly aan moeder, wie er in de klas zaten. O, wat zou Piet de Leeuw wel zeggen! Die had haar zoo dikwijls in haar arm geknepen, nu deed hij het stellig niet meer. En Hans van Veen! Hij schold Marianne altijd voor een
| |
| |
prinses uit en hij noemde Tilly haar gouvernante. Fijn, voortaan kon hij dat lekkertjes niet meer zeggen, want gouvernantes gaven geen partijen.
Tilly vond het heerlijk, alle kinderen te mogen vragen en ze verwachtte niet anders, dan dat ze haar nu het aardigste meisje van de heele klas zouden vinden.
Ze verlangde er naar, morgen heel vroeg naar school te gaan; dan waren de briefjes nog niet aan de ouders rondgestuurd. Als de nacht maar een beetje gauw om was... Maar... die duurde juist nu erg lang, want Tilly kon van opgewondenheid niet slapen en telkens ging ze de kinderen één voor één nog eens na.
Marianne werd den volgenden dag natuurlijk al vroeg van 't nieuws op de hoogte gebracht en het lezen, voor schooltijd, schoot er geheel bij in.
Er waren nu veel belangrijker dingen te bepraten. Zoo wist Marianne niet, welke jurk ze voor het feest zou kiezen, ze had er zoo'n massa.
Op weg naar school liepen ze Hanne en Jopie achterop.
‘Die komen ook,’ zei Tilly, een beetje aarzelend, ‘maar Lieske mag natuurlijk niet.’ Tilly keek even schuin naar Marianne. Daar zag ze het scheeve gezicht al, ja, dat had
| |
| |
Tilly wel verwacht.
‘Och, roep ze nu niet,’ zei Marianne knorrig, toen ze merkte, dat haar vriendinnetje er een stapje bij deed om het tweetal, daar vóór haar, in te halen. ‘Je kunt met die kinders immers niet eens over de jurken praten,’ vervolgde Marianne, met een minachtenden trek om haar mond. ‘Ze hebben toch niets moois om aan te doen!’
Nee, Tilly kon zich de Zondagsche zomerjurken van de meisjes Post ook niet herinneren, misschien hadden ze er wel geen. Ze besloot, om twaalf uur, de trappen van het bovenhuis maar op te klauteren, dan was ze er meteen weer een keertje geweest. Het kostte Tilly wel moeite te zwijgen, toen ze de meisjes Post voorbijging. Ze zouden zeker wel een beetje vriendelijker gekeken hebben, als ze geweten hadden, wat er voor haar in 't vet lag.-
De heele klas was natuurlijk vreeselijk opgewonden, toen Marianne en Tilly de kinderen alle heerlijkheden van het feestavondje voorspiegelden en Piet de Leeuw kwam waarlijk al met een nieuw potlood voor Tilly aandragen. Dat verdiende zij nu toch eerder dan een blauwe plek op haar arm. Telkens werd ze, onder de les, eens toegeknikt en geheimzinnig tegen de beenen geschopt. Wie kon er nu aan sommen denken? Mari- | |
| |
anne kreeg, van den weeromstuit, ook een vriendelijk groetje mee, zij hoorde immers bij Tilly.
Om twaalf uur bracht een heel gezelschap Tilly tot aan de deur van Lieske's huis. Ze waren allemaal vriendinnen geworden, ja, ze kibbelden er haast om, wie naast haar mocht loopen. Marianne natuurlijk in de eerste plaats, maar wie dan aan den anderen kant?
Het was in de Schoolstraat zoo'n druk gebabbel, dat Lieske verwonderd naar buiten keek en haar oogen straalden van vreugde, toen Tilly, na lang wuiven en groeten, eindelijk van de kinderen afscheid nam en de trap van het bovenhuis op klauterde. Dat gebeurde tegenwoordig maar zoo zelden en wat stormde ze nu opeens de kamer in. Lieske vond dat heel prettig, want ze begreep daaruit, dat het vriendinnetje erg naar haar verlangde.
Tilly liep Coba haast onderstboven en toen Mevrouw Post eens kwam kijken, wat er gaande was, liep de kleine bezoekster haar al tegemoet.
‘Mevrouw, mevrouw, Zaterdag hebben we een groot feest, er komen wel dertig kinderen, Hanne en Jopie ook!’ riep ze. ‘We krijgen allemaal onze mooie, lichte zomerjurken aan, hoe zien die van Hanne
| |
| |
en Jopie ook al weer uit? Ik kon het Marianne niet eens vertellen, want ik was 't alweer vergeten.’
Mevrouw Post had, met een vriendelijk gezicht, de opgewonden Tilly naar zich toe getrokken en fluisterde haar zoo zacht in 't oor, dat Lieske het ginds, bij het raam, niet hooren kon: ‘De meisjes hebben geen mooie, lichte jurken meer, die van Jopie is voor Lieske vermaakt en Hanne droeg dezen zomer een oude van Coba af.’
‘Toe, koopt u dan gauw een paar nieuwe japonnetjes,’ zei Tilly. ‘'t Zou toch jammer zijn, als ze er niet bij waren. En wat zal Marianne wel zeggen, als ze thuis moeten blijven, omdat ze geen kleeren hebben?’
‘Ja, maar Marianne heeft geen zusje, dat altijd ziek is en daarom begrijpt ze niet, dat ik wat zuinig moet zijn,’ zei mevrouw Post, op droevigen toon. ‘Lieske moet dikwijls den dokter hebben en flink versterkt worden.’
‘Kost dat dan veel?’ vroeg Tilly ongeloovig. Haar vader was toch de dokter en die zou Lieske graag voor niemendal beter willen maken. Dat wist Tilly heel zeker. Dadelijk kwam er een plannetje bij haar op, maar ze vertelde er niets van aan mevrouw Post. Tilly had nu geen geduld meer om op Hanne en Jopie te wachten, die zeker nog aan 't spelen waren en vlug holde ze de
| |
| |
trappen weer af.
Lieske begreep niets van dat vluchtige bezoekje, dat eigenlijk niet eens haar gold.
Tilly had immers alleen maar met mevrouw Post gefluisterd en haar ternauwernood goeden dag gezegd!
Maar ditmaal was het geen onhartelijkheid van Tilly geweest, neen, ze hoopte heel gauw met een prettig bericht terug te zullen komen, en daarom stormde ze de kamer van den dokter in, die daar druk aan 't werk was.
‘Vadertje, is 't waar, dat Hanne en Jopie geen mooie jurken hebben, omdat Lieske zooveel geld kost?’ vroeg ze, zonder bedenken. ‘Maakt u haar dan niet voor niemendal beter? Nu kunnen ze niet op de partij komen.’ Dokter Verduin begreep eerst niet veel van haar gebabbel, maar toen Tilly eindelijk wat tot bedaren kwam en kalm vertelde, wat ze van Lieske's moeder had gehoord, streelde hij haar over de warme wangen en zei: ‘Ja kind, Lieske kost een heeleboel in die huishouding en er zijn zooveel kinderen. Jij bent maar alleen. Als jij zooveel broers en zusjes hadt, die bovendien nog dikwijls ziek waren, zou je misschien ook geen mooie japonnetjes hebben.’
‘Nee, en Marianne ook niet, hè?’ liet Tilly er dadelijk op volgen. ‘Maar, vadertje, kunt u nu niet veel missen, juist omdat ik
| |
| |
alleen ben?’ vroeg ze. ‘Toe, als u Lieske voor niets beter maakt, kan mevrouw Post wel jurken koopen. O, vadertje, dan vind ik u zoo lief,’ vleide ze.
De gedachte, dat de meisjes niet bij 't feest zouden kunnen zijn, vond Tilly toch heel akelig. Hier, aan vaders knie, en ook straks, bij mevrouw Post, kwamen haar de heerlijke uurtjes van vroeger weer voor den geest. Ze zag het plekje, waar ze zoo dikwijls met pepernoten had gespeeld, maar, naast Marianne, vergat ze dat dadelijk weer.
‘Heb maar geen zorg, hoor,’ zei de dokter lachend. ‘De meisjes zullen niet thuis blijven van het feest, is 't dan goed?’
‘Een best vadertje ben je,’ besloot Tilly met een kus, en weg was ze.
De groote zaal van het Nut, door den dokter voor het kinderfeest gehuurd, was prachtig verlicht. De koperen kroon, die in het midden van den zolder was opgehangen en waaraan wel vijftig electrische lichtjes brandden, was keurig gepoetst en schitterde als goud. Boven de vlaggen, die in breede slingers langs de muren neerhingen, waren ook nog verscheidene gekleurde lampjes aangebracht en de zolder was met oranjewimpels versierd, waardoor het geel geworden plafond geheel bedekt werd. Takjes groen keken
| |
| |
hier en daar nieuwsgierig tusschen het vlaggedoek uit; strakjes zou er ook zooveel in de zaal te zien zijn, als de dreumessen er rondhuppelden in hun kleurige toiletjes. En wat fleurig stonden die groote palmen daar, aan den ingang van de zaal; ze vormden een groen dak boven de hoofden der kinderen, die mooi uitgedost en met schitterende oogjes langzamerhand binnen kwamen.
Dokter Verduin en zijn vrouw stonden, met enkele kennissen, het vroolijke troepje op te wachten en verlangend keken ze uit naar Tilly, die nog niet present was. Het duurde ook zóó lang, eer tante Bok en Marianne klaar waren. Tilly stond al deftig in de auto en zou Truitje wel graag even naar de villa gestuurd hebben, om te vragen, of ze nu eindelijk kwamen. Ze vond het echt vervelend, hier in dat nauwe gangetje, tusschen de beide banken, zoolang te wachten.
Gelukkig dat ze zich, bij 't licht van de lantaarn, nog eens goed kon bekijken. Wat was ze toch mooi in haar rose jurkje met korte mouwen, en 't rokje stond zoo wijd uit door al die strookjes van onderen. Als ze zich, met een rukje, omdraaide, ging 't gewoon mee. Nee, ze dorst niet te gaan zitten, hoe moe haar voeten ook werden in de nieuwe, zwarte lakschoentjes; als de gerimpelde strookjes plat waren, stond het
| |
| |
japonnetje lang zoo mooi niet meer uit.
Tilly was nieuwsgierig wat de meisjes Post wel aan zouden hebben. Ze hadden wel een beschrijving van haar jurken gegeven, maar Tilly kon zich niet voorstellen, hoe ze er uit zouden zien. Marianne moest eens weten, dat ze die nu eigenlijk van haar vadertje gekregen hadden. Tilly zou het maar liever niet vertellen...
Eindelijk! - daar kwam juffrouw Bok met Marianne het hek uit. Ze stapten gauw in de auto en voort ging het naar de Nutszaal. Marianne was die partijen in Indië natuurlijk al lang gewend, daarom ging ze ook maar gewoon zitten en lachte er om, dat Tilly daar, als een pilaar, voor haar bleef staan.
‘'k Heb witte schoentjes aan, met hooge hakken,’ blufte ze, ‘en jij?’ ‘Nieuwe lakschoenen,’ zei Tilly, ‘'t zijn erge dure!’ Marianne's minachtend gezicht zou Tilly's vreugde zeker wel even bedorven hebben, maar in 't donker zag ze er gelukkig niets van. Vol trots voelde ze eens naar het haar, waarin een breed lint, 't leek wel een vlinder, de anders zoo wild hangende lokken bijeenhield.
Toen ze uit de auto stapten, vond Tilly het heerlijk, zich zoo te kunnen laten zien. Kijk, daar waren Hanne en Jopie ook
| |
| |
net. ‘Zij hebben liefst geloopen, in die dunne, lichtblauwe katoentjes,’ merkte Marianne op, maar ze zag ook, en zeker een beetje tot haar spijt, dat de toiletjes van de meisjes Post niet onderdeden bij die der andere kinderen. Zelfs niet bij dat van Marianne, al had die er nog witte schoenen bij aan.
Ruim twintig jongens en meisjes babbelden, in een grooten kring, al heel gezellig met elkaar en hun blikken gingen dikwijls naar de gedekte, ronde tafel, ginds in een hoek, waarop allerlei lekkernijen stonden. In stilte deden de kinderen al een keus en vulden hun maag met roomtaartjes en bruidssuikers.
Hanne en Jopie knipoogden eens tegen elkaar en overlegden, wat ze wel voor moeder en de zusjes zouden bewaren. Lieske moest ook eens lekker smullen, nu ze er zelf niet bij kon zijn. Jammer, dat die heerlijke citroenlimonade niet in den zak van haar onderjurk verdwijnen kon, daar hield Coba zooveel van.
Mevrouw Verduin sprak de kleine gasten om de beurt eens aan en vertelde, dat er eerst een goochelaar zou komen. Dit was ook een verrassing voor Tilly en ongeduldig keek ze naar de deur, of nu de rest van de visite haast kwam. Tilly vond het
| |
| |
erg prettig, dat Piet de Leeuw zoo vriendelijk tegen haar was. Hij dacht er nu niet aan, haar te plagen en beloofde, dat zij straks het eerst met hem mocht dansen.
‘Ken je 't niet, dat is niemendal, ik zal 't je wel leeren,’ riep hij. ‘Ik heb al met zooveel aardige meisjes gedanst.’ Piet vond, dat ze mooi was in die rose jurk en Tilly was er van overtuigd, dat hij er nooit meer aan denken zou, haar zoo'n fijn kneepje te geven.
Ziezoo, nu werd de visite voltallig en zaten de kinderen in 't midden van de zaal. Daarachter hadden de ‘groote’ gasten zich een plaatsje gekozen, om meteen de orde te bewaren. De kinderen schaterden het al uit, toen de goochelaar, een komiek mannetje met korte beentjes, de zaal binnenkwam en nog grooter werd de pret bij het vertoonen van allerlei geheimzinnige kunsten. Het jonge volkje beschouwde hem als een erg gelukkig mensch, die zoo maar tooverde wat hij begeerde en als zij het kunstje, om de beurt, ook eens mochten probeeren, kwam er nooit wat ze wenschten. Nee, zij konden uit een kip geen tien eieren halen en ook geen roode haarlinten uit een vingerhoed.
Onderwijl ging Truitje met de kristallen schalen rond, die altijd maar weer opnieuw
| |
| |
met lekkers gevuld werden. 't Was voor Hanne niet moeilijk, zoo nu en dan een heerlijke likeurbonbon in 't zakje van haar onderjurk te laten glijden. Ze zat zoo mooi op 't hoekje en haar buurvrouw, aan den linkerkant, merkte er niets van. Voor Jopie was 't veel lastiger, want die had een plaatsje vooraan, naast Tilly. Daardoor kwam het ook, dat Jopie's zakje veel minder goed gevuld was, toen Hanne later haar voorraad, stilletjes, achter een grooten palm, liet zien.
‘Ik heb nog maar een paar chocolaadjes opgegeten,’ zei ze, ‘maar wij hebben nu ook zooveel pret er bij. Thuis zit moeder misschien wel hard met Coba te naaien, net als iederen avond.’ Ze kon het hier, in die gezellige zaal, haast niet begrijpen; wat leek haar dat werk nu vervelend, als je zooveel plezier kon hebben. En moeder was nog wel op de partij gevraagd...
Intusschen was de goochelaar, met zijn tafeltje, vertrokken, waaruit heel wat wonderen te voorschijn waren gekomen. De plek, waar hij gestaan had, werd nog eens nauwkeurig door de kinderen bekeken. Ze verwachtten zeker, dat er iets heel bijzonders te zien zou zijn, maar de plank, waarop zijn voeten gestaan hadden, zag er, tot hun teleurstelling, maar heel gewoon uit.
| |
| |
‘Kom, nu gaan we spelletjes doen,’ riep de dokter en natuurlijk ging er, bij het jonge volkje, een blij ‘hoera,’ op, vooral ook, omdat hij zelf mee deed. Ieder bedacht weer iets anders, maar 't liefst speelden ze toch voor ‘kat,’ die in den wijden kring de muis moest vangen. Was de dokter de muis, die lang niet zoo vlug beenen kon maken als de kleine snaak, die hem achterhaalde, dan was 't een gejoel, dat hooren en zien verging. Onvermoeid waren de kinderen in het spel, maar de dokter zuchtte diep en gaf het eindelijk op.
't Werd ook weer tijd, iets te gebruiken. Kijk eens, wat had die knecht daar op een groot blad? En Truitje kwam achteraan, ze droeg een heeleboel glazen schoteltjes, waarop rose en witte torentjes stonden.
‘Vanilleijs,’ fluisterde Marianne Jopie in 't oor, die met open mond naar de torentjes stond te kijken. Zooiets had Jopie nog nooit gehad. ‘Ik heb 't zoo dikwijls gegeten,’ zei Marianne, ‘'t is wel lekker en 't smelt op je tong.’ ‘Net als borstplaat?’ vroeg Jopie, en dadelijk dacht ze er bij: ‘nu zal ik toch ook eens wat in mijn zak stoppen, anders brengt Hanne van alles mee naar huis en ik niemendal.’ Ze vond het prettig, dat Hanne er zoo in smulde,
| |
| |
deze scheen er niet over te denken, haar torentje te bewaren...
Jopie zocht een stil hoekje op, waar ze gelegenheid had, het klompje in haar schoonen zakdoek te wikkelen. 't Was of 't een beetje kleverig werd en nattig, daarom stopte ze het maar gauw, bij de boontjes, in 't zakje, onder de jurk.
Met een gelukkig gevoel, Lieske nu eens goed te kunnen trakteeren, kuierde zij de zaal weer door en wachtte, of er ook iemand komen zou, om haar voor een dansje te vragen. Tilly stapte daar zoo deftig heen met Piet de Leeuw, ze liep precies op de maat van de muziek, dat had Piet haar al netjes geleerd. De man, die op een grooten vleugel speelde, trommelde er lustig op los en daar gingen de voetjes van den vloer. Marianne benijdde Tilly wel een beetje, ze vond het niets prettig, voor muurbloempje te spelen en met Jopie over te blijven, gewend als ze was, altijd mee de eerste te zijn. Ze verveelde zich nu wel een beetje en wist niet beter te doen, dan de jurk van Jopie eens goed op te nemen. Van het lichtblauwe lijfje, dat Jopie maar wàt keurig stond, liet ze haar blik langs het geplooide rokje gaan... maar wat was dat? Zat daar een groote vlek van voren?’
‘Nee maar, kind, wat zie jij er mal uit,’
| |
| |
riep Marianne, zoo hard, dat enkele dansende paartjes het hooren konden en meteen lichtte ze Jopie's rokje een eindje op. ‘Bah, het is nat en het pikt,’ lachte Marianne, ‘wat heb je toch uitgevoerd?’
Ontsteld greep Jopie naar haar zak in de onderjurk, waar ze haar lekkernijen zoo veilig geborgen waande, maar, o wee, het vanilleijs was verdwenen en in den zakdoek gesmolten. Nu doorweekte het de plooien van haar nieuwe jurk.
Op Marianne's geroep waren alle kinderen toegevlogen en mevrouw Verduin, die zich over Jopie's wanhopig gezicht ongerust maakte, nam haar gauw mee in de kleedkamer, om het eerste kwaad te verhelpen. Hanne stond al even verslagen als haar zusje. Dat mooie, nieuwe toiletje, wat zou moeder wel zeggen?
‘Wat een kind,’ spotte Marianne. ‘Wie stopt er nu vanilleijs in haar zak?’ En alle kinderen lachten mee. Ze vonden het gek en inhalig ook, dat Jopie niet opgegeten had, wat haar gepresenteerd was. Vooral Marianne begon er steeds weer over en vroeg aan Tilly, of 't nu niet waar was, dat 't malle meisjes waren. Ja, Tilly vond het toch eigenlijk ook. Hanne en Jopie hoorden er niet bij en ze schaamde zich nu tegenover de andere gasten, omdat die
| |
| |
twee gevraagd waren. Ze zou de meisjes Post nu ook maar voor goed laten loopen, anders werd zij er maar om uitgelachen.
Voor Hanne en Jopie was de verdere avond bedorven, al had mevrouw Verduin ook gezegd, dat ze de verrassing voor Lieske toch heel aardig bedacht vond. Haar hartelijkheid en medelijden waren voor Jopie eerst een heele troost geweest en ook het zakje lekkers, dat voor het zieke zusje werd meegegeven. Maar tusschen de kinderen voelde ze zich niets meer op haar gemak en de vlek, die in haar jurk nog duidelijk zichtbaar was, bleef het punt, waar alle oogen naar keken.
O, wat waren de zusjes blij, toen ze door haar broers werden gehaald en Jopie bij moeder eens rustig kon uithuilen.
Door haar tranen heen zag ze steeds de spottende gezichten van Marianne en Tilly. Ja, van Tilly ook, die, door dat nare kind opgestookt, Jopie steeds met den vinger nawees. Was dat dezelfde Tilly van vroeger, van wie ze allemaal zooveel hadden gehouden? Neen, Lieske moest maar niet meer treurig kijken, omdat Tilly altijd de deur voorbijging; zij was het lieve, trouwe vriendinnetje van vroeger immers niet meer.
|
|