| |
| |
| |
| |
Zevende Hoofdstuk.
Het Huwelijk.
Toe Jettie, kijk nu eens in je verzameling plaatjes na, welke je missen kunt!’ riep Loe ongeduldig, die in het timmerkistje met veel moeite hamer en nijptang uit een tros ijzerdraad bevrijdde en vond, dat Jettie nu genoeg langs de trapleuning gegleden had, ‘onze Woensdagmiddag is om, eer we beginnen! Het zou er op uitloopen, dat Frits' kamertje niet eens klaar was als hij vanavond kwam,’ liet ze er met een pruilend stemmetje op volgen.
Jettie, die de klimpartij over de leuning een heerlijk spelletje vond en er moeilijk afstand van
| |
| |
deed, moest Loe ten slotte toch gelijk geven; zeker Frits hoorde bij zijn thuiskomst een aardig vroolijk hoekje te vinden, als vergoeding voor die ongezellige studiezaal, waarin de stakker zoo menig Zondagje slijten moest. Dat Frits daar zelf de schuld van was, nee, daar dacht Jettie natuurlijk niet aan.
‘Ja, ik zal gaan hoor, bedrijvige zus!’ riep ze vroolijk, toen haar beide voeten beneden op de trêe stonden, ‘voor mijn part mag hij mijn heele kistje hebben, het is propvol met mooie reclameplaatjes, als jij dan je ansichten geeft zijn we ingespannen en zul je eens zien, hoe blij Frits is!’
Vroolijk wipte ze naar boven en schommelde in haar kastje, waaruit de rommel haar al bereidwillig tegemoet kwam. Potlooden, poppen zonder kop of beenen, kleine kleertjes, van alles was daar te vinden, maar de grootste ruimte op de plank nam de hooge sigarenkist in, waarvan het deksel half openstond.
‘Als we die massa allemaal op het behang plakken zal het er echt aardig uitzien,’ lachte Jettie en met haar schat onder den arm liep ze Loe tegemoet, die bij Mie een pot stijfsel bemachtigd
| |
| |
had. Nu wisten ze wel, wat er vanmiddag te doen viel, na het eten zou er van werken geen sprake meer zijn, want om zeven uur kwamen moeder en tante al met den trein uit Brummen en dan was er zooveel te bepraten, dat het kamertje er verder bij in zou schieten.
Morgen was het de groote dag, waarover de meisjes al weken lang gepraat hadden. Dan zou het feest zijn in huis, als ter eere van het huwelijk de lekkernijen, die ze samen met papa besteld hadden, op tafel zouden prijken. Taarten, tulbanden, suikertjes, pistaches, ja, wat niet al stond er op de lijst, die moeder voor het feestmaal had opgemaakt en in overleg met Mie en een kookvrouw zou alles in de puntjes zijn, verzekerde papa.
Heerlijk vonden ze het, dat de trouwerij in Arnhem plaats had, dan konden de vriendinnen Loe en Jettie eens bekijken als ze uit het rijtuig, met twee paarden ervoor, stapten. En Frits zouden ze zien. Frits in zijn nieuwe pak met lange broek! O, Jettie vond telkens weer, dat de tijd niet vlug genoeg ging en Loe, die door al die drukke voorbereidselen dikwijls haar verdriet vergat, dat toch onmiddellijk aan het feest verbonden was, keek
| |
| |
eveneens verlangend uit naar het uur, waarop ze als groote, deftige dame achter den stoet zou wandelen. Zij als oudste, gearmd met Frits.... Jettie mocht er dan wel naast loopen, anders kwam ze zoo mal achteraan!
Maar vanmiddag hadden ze haast geen tijd aan den veelbelovenden dag van morgen te denken, ze waren maar blij, het nu flink druk te hebben, dan waren die laatste lange uren meteen gauw om.
Papa had besloten, dat het kleine logeerkamertje boven, voor Frits zou worden ingericht; als hij in de vacanties thuiskwam, moest hij ook hier een eigen hokje vinden, zooals hij dat in Brummen gewend was geweest en dadelijk verklaarden Loe en Jettie zich bereid, het er eens netjes op te knappen.
Wat zag het er kaal uit, met die paar ouderwetsche schilderijen aan den muur, die niet eens gekleurd waren. De stoelen met rood leeren zittingen en het kleine tafeltje stonden keurig netjes en ook het ledikant met de heldere witte sprei droeg de goedkeuring der beide zusjes weg. ‘Gezellig zal 't hier worden,’ zei Loe, toen ze, gevolgd door Jettie, het kamertje binnenging, waar ze op den grond alle benoodigdheden neer- | |
| |
zette. ‘Kom, laten we maar gauw beginnen.’
‘Ja, maar we moeten nog een kwast hebben.’ bedacht Jettie met schrik, ‘we kunnen met onze vingers toch al die plaatjes niet met stijfsel bestrijken; weet je wat, ik neem de kopjeskwast, in de drukte wordt er niet op gelet en wij zijn geholpen.’
Ze stormde de trappen af en zag het oogenblik gunstig, den kwast te veroveren, terwijl Mie in de keuken druk bezig was.
‘Ziezoo,’ riep ze opgeruimd, ‘nu kunnen we aan 't werk gaan, Loe; ik zal je de plaatjes aangeven, ga jij dan op een stoel staan en druk ze goed stevig op het behang, netjes op gelijke hoogte hoor, je moet het zelf maar zoo'n beetje zien!’
Nu begon de morspartij, die Loe maar half beviel. Jettie's kwast was veel te vrijgevig bij het bestrijken der prentjes, die dan ook flink nat waren, als Loe ze een plaatsje gaf. Haar schort deed uitstekende diensten; met zorg werd de overtollige, witte brei, die bij 't opplakken aan alle kanten uit de plaatjes piepte, afgeveegd, maar Loe kon, niettegenstaande haar ernstig pogen, niet verhinderen, dat iedere versiering met een zwart, kleverig randje omlijst werd. Jettie vond dit echter geen bezwaar,
| |
| |
die stijfsel droogde vanzelf wel en als de plaatjes er afvielen, waren ze nog veel verder van huis.
‘Nu, Frits mag ons wel op zijn bloote knieën danken,’ zei Jettie, die zich al bezorgd maakte, dat haar moeite en weldadigheid niet voldoende gewaardeerd zouden worden, ‘we zullen hem vanavond eens duidelijk vertellen, dat die heele voorraad van ons was en we niets meer over hebben. Kijk eens, de bodem komt al voor den dag,’ riep ze toch een beetje spijtig, en onwilkeurig keek ze naar het behang, waarop haar bezit nu onherroepelijk geborgen was.
‘Kom, alles is immers voor Frits,’ troostte Loe haar, die van den stoel sprong en met voldoening de bonte kleurenpracht daar voor haar beschouwde, ‘als je nu eenmaal een broer krijgt, moet je er ook wat voor over hebben.’
‘Zie eens, wat vroolijkt zoo'n kleinigheid op,’ riep ze, ‘jammer dat we die kale plek boven zijn ledikant niet meer vullen kunnen.’
‘Je moogt al mijn plaatjes er wel voor gebruiken hoor,’ antwoordde Jettie beschaamd; die Loe kon alles zoo gemakkelijk missen, waarom kostte het haar nu soms zoo'n moeite?
| |
| |
‘Ga maar boven op het bed staan,’ commandeerde Jettie, maar Loe bedacht opeens iets moois, waar Jettie volkomen mee instemde. ‘Hier moeten onze portretten hangen,’ zei Loe, ‘als Frits dan 's morgens wakker wordt ziet hij ons dadelijk,’ en nu werd het album van beneden gehaald, waarin de verschillende Loe's en Jettie's zorgvuldig bewaard werden.
‘O, wat was je toch een snoes,’ riep Loe verrukt, terwijl ze de kinderportretjes van Jettie een voor een bekeek, ‘toe laten we die er allemaal uithalen, Frits zal ze ook allerliefst vinden.’
‘Denk je 't heusch?’ vroeg Jettie, die zichzelf ook lang niet te versmaden vond, ‘maar dan moeten die van jou er ook bij,’ liet ze er dadelijk op volgen, doch Loe, die alleen maar wijs met haar zusje was en haar eigen portretjes niet kon bewonderen, zwaaide dat voorstel handig af.
‘Neen, één kiekje van mij,’ besloot ze bescheiden, ‘en die van jou er in een kring omheen. Plakken zal niet gaan, we zullen ze vastspijkeren,’ en dadelijk daarop dreunde het huis van de hamerslagen. ‘Jettie moet er nooit meer afkunnen,’ dacht Loe, die overtuigd was, dat Frits daar geheel mee zou instemmen.
| |
| |
In een oogenblik was dit laatste werkje keurig uitgevoerd en noodigden de lieve Jettie's den toekomstigen bewoner van het kamertje uit, haar op verschillenden leeftijd van uit zijn bed te bewonderen. O! wat leek het er nu anders, de leelijke schilderijen werden door den rijken schat van plaatjes verdrongen, nu had ook Jettie geen oogenblik meer berouw, toen ze het leege kistje naar de kast terugbracht, die arme Frits had daarginds immers zoo weinig!
Telkens deden ze de deur weer eens open als ze langs het kamertje gingen en keken naar haar goed geslaagden arbeid. Nu waren ze kant en klaar en konden den dag van morgen rustig afwachten.
Het was verbazend druk geweest den laatsten tijd; als 's avonds het huiswerk klaar was en de lessen slechts half geleerd waren, werd er vergadering gehouden bij Mie in het keukentje.
Er moesten natuurlijk nieuwe kleeren zijn voor den trouwdag en menige doos met stalen was al naar den winkel terug gezonden om door een nieuwen voorraad vervangen te worden. De groote menigte maakte de keus des te moeilijker.
Moeder had geschreven, dat ze lichte jurken moesten hebben van dezelfde stof en natuurlijk was
| |
| |
er na dat bericht al menig kibbelpartijtje tusschen Loe en Jettie afgespeeld, omdat ze 't over het kleurtje niet eens konden worden. Eindelijk moest vader scheidsrechter zijn, die, zooals hij tot zijn spijt bekende, niet veel verstand van zulke zaken had, en daarna was met algemeene stemmen besloten, dat er een paar uitgezochte staaltjes naar moeder zouden gaan, die dan maar beslissen moest.
Vol spanning werd haar keus tegemoet gezien en gelukkig waren ze het er allebei over eens, dat moeder het mooiste had gekozen. Toen werd Keetje in den arm genomen, die ook al geen modeplaten genoeg had, maar ze was zoo verstandig haar eigen smaak te volgen en liet de wispelturige zusjes babbelen. Een moeilijk oogenblik was het voor Loe geweest, toen de ceintuurs te voorschijn moesten komen en met een ondeugend gezicht had Mie haar naar boven gezonden om den bewusten strik te halen. Wist Mie dan niet, dat zij er in het waterbad zoo treurig was afgekomen, de koffer was toch door haar uitgepakt? Ze moest het verfrommelde papier stellig gevonden hebben. Langzaam deed Loe de kastdeur open, maar wat lag daar? Een nieuwe ceintuur, veel mooier nog dan ze er ooit een bezeten
| |
| |
had, wie kon die er neer gelegd hebben? Ze vloog de trappen weer af en Mie in de armen, die al gauw door de mand viel.
‘O, wat ben je toch goed!’ riep Loe opgewonden, ‘ik zal er heel zuinig op zijn, hoor, en altijd aan je denken, als ik haar omdoe, maar anders zou ik je ook niet vergeten,’ voegde zij er dadelijk aan toe, alsof ze bang was, dat Mie dit misschien uit haar zeggen zou opmaken. ‘Als je nu maar hier bleef,’ herhaalde ze voor de zooveelste maal, ‘dan zou alles even heerlijk kunnen zijn.’
Mie drukte haar lieveling vast in haar armen; och, eerst had het haar gehinderd, dat Loe evenals Jettie, de laatste dagen opging in al het nieuwe, dat voor haar lag en vroolijker werd, naarmate de trouwdag naderde. Nu schikte Mie er zich in, het afscheid zou toch al moeilijk genoeg zijn en haar lieve kinderen ook droevige dagen bezorgen. Was het niet gelukkig, dat ze nu genoten in het maken van allerlei toebereidselen? Veel moest er door de vingers gezien worden, want nog nooit was het tweetal zoo rumoerig geweest. Neen, het was Mie niet mogelijk op zulke schatjes te brommen. Ze dacht er ook niet aan, toen zij na lang zoeken het kopjeskwastje in
| |
| |
den stijfselpot terug vond; Mie zette niet eens een boos gezicht en vond ‘haar jongens’ maar wat vindingrijk; hoe hadden ze anders het kamertje zoo mooi kunnen opknappen?
Na tafel werd papa mee naar boven getrokken om heel even een kijkje te nemen in Frits' aanstaand paradijs.
‘Nu, jij bent hier wel vertegenwoordigd,’ zei hij tegen Jettie met een schelmsch lachje, ‘ben je er zoo van overtuigd, dat Frits je graag zien wil?’
‘Neen, Loe is daarvan overtuigd,’ antwoordde ze vlug, terwijl ze met haar hand over de wang streek, om een opkomend kleurtje te verbergen, ‘als Loe er niet bepaald op gestaan had, zou ik het stellig niet goed gevonden hebben. Zij wou er maar éénmaal hangen en dat is toch ook eigenlijk te weinig.’
‘Jullie hebt een deerlijken strooptocht in mijn album ondernomen, ik hoop, dat je het niet al te veel hebt toegetakeld,’ zei vader met iets van afkeuring in zijn stem, ‘het wordt tijd, dat jullie onder wat meer toezicht komt, de vingertjes kunnen nergens meer afblijven.’
| |
| |
Maar alsof hij berouw had over die kleine berisping, die ze na al dat werk toch ook weer niet verdienden, vroeg hij belangstellend: ‘Wie heeft al die plaatjes opgespaard, kon je ze wel missen?’
‘Makkelijk hoor,’ zei Jettie ‘en nog veel meer, als we ze maar hadden!’
Veel tijd tot praten was er niet meer, want het sloeg half zeven en nu haastten ze zich met vader aan het station te zijn, eigenlijk konden ze er wel blijven, want straks kwam Frits. Maar toen moeder en ook tante met vreugde ingehaald waren, hadden zij zooveel te vertellen, dat Loe en Jettie het toch maar beter vonden eerst nog even mee naar huis te gaan; ze konden Frits straks immers weer met haar beidjes halen, zoo'n wandeling was gezond.
‘Wat een vreemd idee, dat u hier nu voortaan blijven zult,’ zei Jettie, toen moeder achter het theeblad de kopjes inschonk, ‘ik vind het dolletjes,’ lachte ze met haar open, rond gezichtje, ‘wat zal de thee nu lekker smaken!’
Loe had op haar lippen te zeggen, dat die bij Mie in de keuken ook altijd heerlijk was, maar ze hield zich in; ze zat hier nu zoo echt gezellig, waar
| |
[pagina t.o. 128]
[p. t.o. 128] | |
‘Ik zal je de plaatjes aangeven, ga jij dan op een stoel staan.’
(Bladz. 121.)
| |
| |
het van kwam begreep ze niet, maar zeker stond dit uurtje niet achter bij de gewone avondbezoekjes aan Mie. Moeder keek zoo gelukkig rond en toch was deze kamer lang zoo mooi en ruim niet als die in Brummen.
Loe en Jettie kregen permissie, even het beloofde land naast de woonkamer binnen te gaan, waar ze al menigen blik in geworpen hadden; nu mochten ze van ieder schaaltje een proefje nemen, o, morgen pas zouden ze het volle recht hebben de tafel eer aan te doen.
‘Zou het hier nu heusch zoo prettig blijven?’ vroeg Loe zich af, verbeeld je, altijd iemand in de kamer te vinden, als je uit school thuiskomt en als papa nog in de kazerne is. Ze kon er zich haast niet indenken, ze wist het nog zoo goed, hoe het nu ruim vier jaar geleden ook zoo zonnig in huis was en al ging haar moedertje uit, dan toch leek het, of ze in de kamer zat, dáár in dienzelfden stoel. Nu nam deze moeder haar plaatsje in, steeds moest Loe aan vroeger dagen denken, alles herinnerde zij zich zoo goed. Ze mocht deze moeder er van vertellen; dat was haar beloofd en ze nam zich voor dit eens te doen, wanneer ze alleen met haar in de kamer was.
| |
| |
Allerlei kleinigheden kwamen Loe nu weer voor den geest, vreemd toch, nog nooit had ze haar eigen moedertje zoo duidelijk weergezien als dezen avond.
‘Kom, waarover zit je te droomen?’ vroeg Jettie opeens, die Loe al een paar maal zachtjes aan de mouw had getrokken, maar op die manier geen kans zag haar wakker te krijgen, ‘we moeten noodig Frits halen, de trein is er bepaald al.’
Naar zijn komst hadden ze waarlijk den heelen middag uitgezien en nu het hier zoo knusjes was, zouden ze hem nog vergeten!
Jettie haastte zich haar hoed op te zetten en vloog vast de deur uit, als er tenminste maar één aan 't station was, foei, wat een eind, in een groot kwartier kon je 't niet eens loopen. Nee, daar schrok ze nu heusch van, toen ze Frits in de Steenstraat zóó tegen 't lijf liep.
‘'t Is mijn schuld niet, hoor!’ riep ze buiten adem, ‘'t was thuis zóó leuk, dat we heelemaal de klok vergaten, kijk, daar komt Loe ook, als we een beetje eerder van huis waren gegaan, zou je ons allebei op 't perron gezien hebben.’
‘Dag Frits, hè, je hebt toch zoo'n snoeperig kamertje,’ praatte ze zonder ophouden door, ‘ga
| |
| |
maar gauw mee naar huis, arme stakker, heb je op school nog veel straf in 't vet?’
‘Bedaar toch eens even,’ zei Frits, die er geen woord tusschen kon krijgen en allesbehalve gesticht was over die weinig hartelijke ontvangst, ‘hier Jettie, neem jij mijn taschje eens. Natuurlijk heb ik mij een ongeluk gezocht en nu ben ik doodop. Jullie bent me de zusters wel, eerst schrijven ze, dat ze dolblij zijn en je met open armen zullen ontvangen en dan zie je geen sterveling bij den trein.’
‘Toe, zeg ons nu eerst eens goeden dag en brom niet langer,’ smeekte Loe, die aan den linkerkant van Frits ging loopen en vond dat hij eigenlijk groot gelijk had, ‘hoor eens, je pak is thuis, keurig zeg en de plooien vóór in de broek zijn er van onder tot boven kaarsrecht in gestreken, je kunt goed zien, dat ze nieuw is. Jettie heeft het gisteren heel even uit de doos gehaald, maar het er precies zoo weer ingelegd, heerlijk hè, morgen!’
Frits was den eenzamen tocht bijna weer vergeten, hij zag zich als een heer in het nieuwe pak. Als Jettie er nu maar niets aan bedorven had, wat deed ze er ook aan met haar vingers! Maar Frits
| |
| |
wilde niet langer brommen, zijn zusters waren zoo blij met ‘den grooten broer’ in haar midden; Jettie vond het zelfs een eer zijn tasch te dragen, dat kon je zien.
‘Kijk, hier wonen we!’ riep ze, terwijl ze een eindje vooruitliep om te bellen, ‘ook wel aardig hè, in een stad is het vroolijker.’ Ze wilde Frits alles zoo smakelijk mogelijk voorstellen, hij moest met een stralend gezicht binnenkomen, maar haar praatjes waren totaal overbodig, want hij voelde zich recht gelukkig.
Hier werd hij hartelijk omhelsd en wachtte hem een kopje thee, door moeder ingeschonken, het smaakte direct heel anders, dat proefde hij bij 't eerste slokje al.
‘Ik kruip naast moeder,’ zei hij hartelijk ‘dat komt me eerlijk toe,’ en hij klopte haar eens op de knie, zooals hij dat vroeger deed. ‘Nu heb ik er nog bij gewonnen,’ lachte hij, ‘eerst zou ik morgenvroeg gaan, maar met uw voorspraak en mijn braafheid, hm, hm, zit ik hier nu al. De directeur was zeker bang, dat ik in de vroegte nog eens een kuurtje zou uithalen, maar ik heb er meer dan genoeg van.’
| |
| |
‘Kom Frits, daar zou ik nu maar over zwijgen,’ zei tante bestraffend, die in deze zaak nog een ernstig woordje noodig vond, ‘we hebben het erg in je afgekeurd, dat weet je wel.’
Frits was op zoo'n standje in 't geheel niet voorbereid en werd een beetje verlegen onder het geval; wat gelukkig toch dat tante stilletjes in Brummen bleef, altijd bezorgde ze je op de meest ongelegen tijden een koudwaterbad.
Maar de altijd troostende Jettie lachte hem bemoedigend toe en om haar beschermeling voorgoed uit de gedrukte stemming te halen, die tante er zoo gauw even had ingebracht, vroeg ze: ‘Kom, ga je mee naar boven, dan zullen we je het kamertje laten zien, wij hebben het samen voor jou in orde gemaakt. Loe heeft geplakt en ik gesmeerd, geen enkel plaatje hebben we meer over.’
Toen de beide meisjes Frits mee naar boven hadden gelokt, riep Jettie: ‘Kom, knijp nu je oogen dicht, ik zal roepen wanneer je kijken moogt,’ en nu werd Frits door zijn beide zusjes het heiligdom binnengeleid.
‘Open,’ riepen ze tegelijk, ze zagen dadelijk aan zijn blij gezicht, dat hij zoo iets leuks niet verwacht had.
| |
| |
De lekkere frissche lucht stroomde door de openstaande ramen naar binnen; heerlijk licht was het er en toevallig werden de portretjes vriendelijk door het zonnetje beschenen.
‘We komen vaak bij je zitten, hoor, en dan moet je ons van de kostschool vertellen en de jongens,’ zei Jettie, ‘ik had tante daar wel eens tusschen willen zien,’ schaterde ze, ‘zij zou nog veel eerder weggeloopen zijn, flauw om het je zoo kwalijk te nemen.’
Jettie's oog viel telkens op het plekje behang boven het ledikant, Frits bekeek het niet eens bijzonder, zei er zelfs niets van. Dolgraag had Jettie zijn oordeel eens gevraagd, maar ze vond het verstandiger Loe een teeken te geven, om hem er op te wijzen.
‘Wat vin je nu het mooiste hier?’ vroeg Loe, ‘eerst goed rondkijken.’ Frits bedacht zich geen oogenblik en wees op de gekleurde briefkaarten, waarop groote booten stonden, die natuurlijk voor Indië bestemd waren.
‘En dan?’ informeerde ze verder, inwendig maakte ze zich al boos, Jettie werd geheel voorbijgekeken.
| |
| |
‘Och, ik vind alles aardig,’ antwoordde Frits met een licht schouderophalen, ‘alleen lijken me die portretten van jullie wat gek, wanneer je 't nu precies weten wilt. Als ik hier kennissen krijg, houden ze mij er natuurlijk mee voor 't lapje.’
Die wreede Frits, hij merkte het niet, hoe zijn beide zusjes daar verslagen stonden; Jettie barstte bijna in huilen uit, zoo'n vernedering had ze nooit verwacht, doch Frits mocht het in geen geval merken, hoe onuitstaanbaar ze hem op dat oogenblik ook vond. Loe scheen het roerend met haar eens te zijn en verdreef op haar gewone, handige manier het benauwend stilzwijgen, dat zij beiden slechts voelden.
‘Trek nu je pak eens aan,’ vroeg ze, ‘dan kun je het moeder ook eens laten kijken.’
‘Ja en dan moet je er onverwacht mee binnen komen,’ vulde Jettie aan, ‘we zullen net doen of we niets weten,’ en vlug nam ze Loe bij de hand om haar mee uit de kamer te troonen. Daar gaf ze op den overloop haar opgekropt gemoed lucht en balde haar kleine vuist naar de dichte deur, waarachter Frits zich, onbewust van zijn vreeselijk misdrijf, rustig in zijn nieuwe plunje stak. Toen gingen ze
| |
| |
naar beneden en wachtten vol spanning op Frits, die er keurig uitzag, toen hij zich onverwacht op den drempel van de huiskamer vertoonde.
Jettie had zich in haar boosheid voorgenomen hem eens hartelijk in zijn lange broek uit te lachen, maar ze kon het niet, het leek niets bespottelijk, hoe graag ze het op dat oogenblik ook wilde. Ze benijdde Loe haast, dat ze zóó met hem het stadhuis binnen mocht gaan, denkelijk toch wel gearmd....
‘Zeg, loop eens naast hem,’ fluisterde ze Loe in, ‘als jij soms morgen niet best durft, wil ik het wel voor je doen, toe Loe, mag ik?’ En Jettie kreeg zonder moeite permissie, dien éénen dag voor de oudste door te gaan, met alle voorrechten daaraan verbonden; ze was de beleediging van straks al weer vergeten. Het haarlint, dat Jettie zoo zuinig voor morgen gespaard had, werd Loe later plechtig als vergoeding aangeboden, maar ze bedankte er voor.
Wat Frits van de schikking vond, daar vroegen ze niet naar, doch Loe was er van overtuigd, dat hij met dien ruil graag genoegen nam en zeker het hoofd hoog zou houden, wanneer hij met zoo'n aardig zusje aan den arm het stadhuis binnen
| |
| |
ging. De portretjes mocht hij dan versmaden, het was toch heusch waar, dat hij op de werkelijke Jettie trotsch kon zijn.
* * *
Het vriendelijk najaarszonnetje bescheen de mooie witte bloemen, die mevrouw ten Ende voorzichtig op haar schoot legde, toen ze in het rijtuig zat, dat haar en kapitein Prak naar het stadhuis zou brengen. Een rij nieuwsgierige menschen had zich aan weerskanten van het loopertje geplaatst, dat uit de voordeur over het trottoir gelegd was en ze rekten hun halzen zoo ver mogelijk uit, om toch vooral goed te kunnen zien. De paarden trappelden ongeduldig, alsof ze verlangden, het paar nu maar naar de plaats van bestemming te brengen, doch ze moesten een paar huizen verder geduldig wachten op de andere rijtuigen, die met de familieleden volgden.
Onder den indruk van het gewichtig oogenblik, dat haar meer en meer beklemde, naarmate het dichterbij kwam, hield Jettie Frits' mouw krampachtig vast, 't was, of ze bang was hem te verliezen.
‘Je moet je arm goed gebogen houden, hoor,’
| |
| |
gebood ze hem in de gang nog, anders heb ik je zoo onhandig vast en zullen de menschen lachen.’
Frits deed zijn best, haar zin te doen. Jettie zag er zoo aardig uit in haar blauwe kleedje en een gemompel van bewondering ging op, toen het jeugdige paartje te voorschijn trad. Jettie voelde zich grooter worden aan den arm van Frits, toen ze den lof hoorde, dien haar ooren van alle kanten opvingen, ze zag zichzelf nog meer dan alle menschen rondom haar. Loe volgde dadelijk, ze was verlegen met haar lange armen, die niets vast te houden hadden en vlug stapte ze in het rijtuig, toen Jettie naast Frits een plaatsje gekozen had. Nog even keek ze om naar Mie, die uit het geopende raam lag; het deed de trouwe meid goed, de vriendelijke woorden der omstanders te hooren, ze golden ook háár, want had zij de kinderen niet mee grootgebracht?
Nu volgden de ooms en tantes in den stoet, de portieren werden haastig achter elkaar dichtgeflapt en voort ging het naar het stadhuis.
Een nieuw gevoel van trots kwam over Jettie, toen ze haar vriendinnen zag, die er allemaal zoo dood-gewoon uitzagen, ze dorsten Loe en Jettie
| |
| |
nauwlijks toeknikken, 't was of ze te midden van al die deftigheid mijlen ver van haar afstonden. Morgen zouden Loe en Jettie toch ook weer gewoon op de schoolbanken zitten met de daagsche jurken aan en ze moesten haar les ook kennen even goed als ieder ander. Nu leek het de vriendinnetjes onbegrijpelijk en de nieuwe broer, waar ze al zooveel bijzonders van gehoord hadden, werd met open mond aangegaapt. Morgen zouden de vriendinnetjes vertellen hoe ze hem vonden, morgen, als Loe en Jettie haar voor de school kwamen afhalen, ze bespraken nu alles goed hardop, om de menschen duidelijk te laten merken, dat ze die mooie meisjes heel intiem kenden.
Loe ontdekte Keetje onder de menigte, ze knikte het naaistertje vriendelijk toe, dat natuurlijk kwam kijken, hoe de jurken stonden, door haar alleen gemaakt, thuis kon je er zoo weinig over oordeelen, maar nu kwamen ze prachtig uit. Graag was Keetje de trappen van 't stadhuis mee opgegaan, om te zien, wat daarbinnen verder gebeurde, maar alleen was het haar gegund een blik in de zaal te werpen, waar ze lange rijen stoelen zag staan en een tafel met een groen kleed erover. Toen gingen de
| |
| |
deuren dicht en volgde er een zacht geschuifel, tot ieder zijn plaats ingenomen had. De beide mooie stoelen, met hooge ruggen vlak vooraan, waren voor kapitein Prak en zijn aanstaande vrouw bestemd, terwijl de stoelen op zij daarvan, door de getuigen werden ingenomen. Loe en Jettie namen alles nauwkeurig op, om Mie later een omstandige beschrijving van alles te geven, maar zelf hadden zij den moed nog niet, zich een plaatsje te kiezen.
‘Kom je naast me zitten?’ fluisterde Jettie Loe in 't oor; ze voelde zich ondanks Frits' nabijheid toch wat verlaten, toen ze Loe een eindje van zich af zag staan.
‘Frits moet tusschen ons in zitten,’ bedisselde Loe, en juist zat het jeugdig spannetje rustig, toen de plechtigheid begon.
Een oude heer achter de groene tafel vertelde allerlei dingen waar Loe en Jettie niet veel van begrepen en al spoedig verlangden ze naar het einde van het lange relaas, dat werd voorgelezen.
‘Frits snapt het wel,’ dacht Jettie. ‘hij doet tenminste zoo, we zullen hem vragen ons nu eens precies uit te leggen wat eigenlijk “trouwen” is, je ziet niemendal,’ bromde ze ontevreden. Jettie had
| |
| |
stellig een vertooning verwacht, noemde je dit nu trouwen?
Nu begon die mijnheer moeder toe te spreken, hij keek alleen naar haar, ja, moeder zou wel goed en lief zijn, dat hoefde die man gerust niet te zeggen, vond Jettie, waar diende dat nu voor, mamaatje van streek te brengen? Loe zag, dat de mooie bloemen die vader vanmorgen gegeven had, in moeders hand beefden, wat had ze graag een kus gedrukt op die betraande oogen, ze hadden Loe immers nooit anders dan vriendelijk toegelachen? Maar toen ze naar beneden keek, om haar aandoening te verbergen, viel haar blik op de ceintuur, die Mie van haar spaargeld gekocht had. Opeens voelde ze den drang verdwijnen, naar moeder toe te vliegen. Nog slechts tien dagen, dan moest Mie vertrekken, omdat moeder het wilde, neen, nooit zou ze het kunnen vergeven, dat Mie werd weggejaagd, want zoo was het toch.
Arme Loe, voortdurend streed ze met haar eigen gevoelens, die ze niemand openbaarde, zelfs Mie niet, die de laatste dagen soms zoo wonderlijk stil en teruggetrokken was.
‘Zeg, schei je nu asjeblieft uit met huilen?’ vroeg
| |
| |
Jettie zacht achter Frits rug, ‘ik krijg het zelf ook zoo benauwd. Iedereen zit haast te schreien,’ klaagde ze ‘'t is toch heerlijk dat we moeder krijgen.’ Ongeduldig draaide Jettie op haar stoel heen en weer en slaakte een zucht van verlichting toen de familie opstond. Gelukkig, nu was het hier afgeloopen, dit oogenblikje achter de gesloten deuren was zeker wel de minst prettige herinnering van dien anders zoo onvergetelijken dag.
In de kerk maakte de plechtige toespraak een diepen indruk op de aanwezigen en toen het orgel bij het verlaten van het gebouw de ‘Hochzeitsmarsch’ speelde, moest Jettie zelfs een traantje wegpinken, dat ze bij Loe liever niet zien wilde.
De tafel was keurig gedekt, toen de rijtuigen de familie Prak en de gasten weer thuisgebracht hadden. Frits, voor wien alles nog een verrassing was, gaf zijn oogen terdege den kost. Met een gevoel van welbehagen stak hij zijn beenen onder de tafel en liet zich de verrukkelijke kostjes goed smaken. Dat was nog eens smullen, in geen dagen had hij zelfs de lucht er van in zijn neus gehad. Hij zat tusschen Loe en Jettie in, die zich
| |
| |
deftig door hem lieten bedienen en rustig doorpeuzelden, als een van de ooms op het vreeselijk denkbeeld kwam, weer eens een woordje ter eere van het echtpaar te spreken. Ze vonden die eindelooze toosten knap vervelend en Frits lachte in zijn vuistje, omdat hij nog niet veroordeeld was tot het uitspreken van zulke lange en volgens hem ‘saaie’ toespraken. Maar later moest hij er helaas aan gelooven, bij een zeeofficier marcheerde dat natuurlijk vanzelf; meisjes hadden het met alles toch vrij wat gemakkelijker, die behoefden nooit een mond open te doen, vond hij.
O! wat ging het Jettie aan haar hart, dat vader en moeder nu juist de lekkerste hapjes moesten missen, want toen de taart werd rondgediend, die in zulke royale breede punten gesneden was, kwam de vigelante voor, die wèl aan de gezelligheid, maar gelukkig niet aan de smulpartij een einde maakte.
Het afscheid was kort om alle aandoening te voorkomen en tante, die ook nu zelfs haar hoofd schudde, omdat Jettie heel even van de bonbons snoepte, nam moeders plaatsje in.
‘Wat kies jij straks?’ informeerde Frits bij Loe, die in stilte ook al een keus gedaan had van
| |
| |
de confituurtaart, die vlak voor haar stond, zeg, laat je dat stuk met die kersen voor mij liggen?’
‘Och, dat is natuurlijk al lang weg, als de beurt aan ons komt,’ verklaarde Loe, ‘maar als het er nog op ligt, mag jij het hebben. Oom Jan heeft er straks ook al naar gekeken, je zult zien, dat hij het neemt.’
Tante begon met een klein, bescheiden stukje. ‘Als het zoo doorgaat krijg ik het vast,’ dacht Frits en zijn begeerige blikken volgden de punt, die helaas door den rijken voorraad vruchten erg in 't oog viel. Telkens stootte hij Loe eens aan, als het heerlijke stuk bij 't rondgaan weer voor hem behouden bleef en juist waande hij zich zeker van zijn toekomstig bezit, toen oom Jan het waarlijk onder druk gepraat op den lepel nam. Een ander stuk was hem natuurlijk even goed geweest, hij keek er bijna niet eens naar!
‘Zie je nu wel,’ zei Loe, inwendig blij, dat haar voorspelling uitkwam, ‘oom heeft er net zoo naar verlangd als jij!’ Nu moest Frits zich met een ander hapje tevreden stellen, dat evenwel den weg naar zijn maag uitstekend vinden kon. Een voordeel was het voor 't jeugdig drietal, dat er
| |
| |
nog heel wat te snoepen viel, want het feest ging uit als een nachtpitje.
De familie vertrok denzelfden avond nog en ook Frits moest tot de Kerstvacantie afscheid nemen. Tante alleen bleef achter, die in huis met behulp van Mie, allerlei kleine veranderingen aanbrengen moest gedurende de tien dagen, dat haar zuster en zwager op reis waren.
Loe en Jettie lieten Frits haar lange tong zien, toen hij plagend vroeg, hoe ze tante's gezelschap vonden, maar ze waren dezen avond al gedwee als lammetjes onder haar streng toezicht.
|
|