Die vlugge haasjes(ca. 1920-1930 )–Henriëtte Blaauw– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Nu opgepast! Plof! - daar lag hij op z'n buikje, Zoo maar languit in het gras, Jantje wou maar, dat het beekje Nog een beetje grooter was. Plassen dat die luidjes deden! Brr, ze werden leelijk nat. Maar 't beviel hun in de warmte Opperbest, zoo'n lekker bad. Na dat heerlijk knoeipartijtje Werd de tocht weer voortgezet; Altijd moesten ze maar lachen, Altijd hadden ze weer pret. Maar opeens, in 't veld gekomen, Bleef het kleine Jantje staan; ‘'k Zie wat,’ fluisterde het ventje, ‘Stil dan toch, niet verder gaan! Kijk, daar steken lange oortjes Boven uit het groene gras;’ Jantje kon maar half gelooven Dat het werkelijk zoo was. ‘Dat zijn haasjes, echte haasjes, 'k Weet er nou wel alles van, Hoor eens, 'k mag een boontje wezen Als 't niet waar is,’ lachte Jan. ‘Wacht maar, 'k zal ze wel eens krijgen, 'k Neem ze bij hun oortjes mee, Eerst de een en dan de ander, Leuk, dan hebben wij er twee!’ [pagina 11] [p. 11] Vorige Volgende