Sommighe Daghelicsche Ghebeden
(1595)–Pieter de Bisschop– AuteursrechtvrijOp de wijse Psal. xij
HEER God Vader end’ Heere van myn leven
En laet my niet komen onder de schaer
Der Lasteraers die hen tot quaet begheven
En laet my niet verderven onder haer.
O dat ic myn ghedachten houden konde
In den toom, end’ myn herte met Gods woort
Onderwijsen: end’ my tot gheener stonde
En verschoonde waer ic feylde nu voort.
Op dat ic niet en zondichde zeer schadich
En stichtede groote dwalinghe bot
Op dat ic niet ondergaen dorste smadich
Voor myn haters, end' hen worde tot spot.
HEER God Vader, ende Heere myns levens
Behoedt my doch voor ontuchtich ghesicht
End wilt ooc van my wenden daer-benevens
Alle boose lusten zeer onghesticht.
En laet my Heer niet in Gulsicheyt vallen
Noch ooc in oncuyscheyt, twelc niet betaemt
In zonderheyt, behoedt my Heer voor allen
Voor een hert dat stout is end' onbeschaemt.
Want wt therte komen boose ghedachten, Ga naar margenoot1
Moort, Overspel, Dieverij, toorn' end' haet
Lasteringhen valscheyt end' Gods verachten
Dus zuyvert HEER myn hert van alle quaet.
|
|