Liefde en ballingschap. Brieven 1795-1797
(1997)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 1795-1797
Bilderdijk aan zijn zwager. Londen, 27 april 1797Mijn waarde! Ruim acht dagen geleden ontving ik je liefderijke hartelijke uitboezeming, en hoewel niets van dat wat je daarin aankondigde al aan wal gekomen en gelost is en ik gedacht had je pas te schrijven als dat aangekomen was, kan ik toch de gelegenheid niet voorbij laten gaan die zich nu voordoet om enige brieven naar jou mee te geven.Ga naar eind225 Neem daarom voorlopig mijn dank aan voor de grote moeite en aandacht die je eraan hebt willen besteden om zorgvuldig bij elkaar te brengen wat ik van je durfde te vragen en laat je goede hart aanvullen wat er aan woorden ontbreekt. Het verbaasde me zeer dat bij het verzenden van jouw brief, mijn vorige aan zus nog niet ontvangen was. Men heeft mij beloofd daar zorg voor te dragen en daar twijfel ik niet aan, maar mensen die brieven meenemen, worden soms door tegenwind en andere teleurstellingen lang opgehouden eer zij kunnen of mogen vertrekken. - Als deze brief vóór de vorige aan mocht landen, ontvang hem dan met de verzekering dat ik hartelijk meeleef in de vreugde over de zwangerschap van je vrouw, en dat ik goede en blijde hoop erop heb dat zij het door sommige vrouwen zo- | |
[pagina 224]
| |
zeer gevreesde kraambed gelukkig doorstaat. Met ongeduld kijk ik uit naar het bericht van haar bevalling, naar dat van haar herstel, en ach! - mocht ik die lieve, blije berichten lezen zonder bittere gedachten en zonder alles op mezelf te betrekken, zoals ik tegenwoordig met alles doe. Ja, mocht ik jullie beiden even gelukkig zien, even gelukkig weten bij de liefkozingen van een prachtig kindje, als ik (helaas!) in enkele ogenblikken van huiselijke vrede was en altijd, zonder ophouden had kunnen zijn!- Jullie kunnen daar in Holland niet sterker naar mijn brieven verlangen dan ik hunker naar die van jullie; en lieve vrienden, uit de mijne spreekt toch het genoegen dat ik erin schep om jullie te schrijven en mijn hart onbewimpeld en vrij uit te storten.Ga naar eind226 En desondanks kan geen schrijven mijn hart voldoen. Ja, mijn hart is soms weerspannig om mij de pen op te laten nemen, alsof het ervoor huivert om een geneesdrank te nemen die geen uitwerking heeft. En hoe kan het echter beseffen hoe waardevol de troost is die het soms daaruit put? Ach kon ik de helft van mijn dagen, ja de meest blije van de dagen die ik nog verwachten mag (als er van dat soort voor mij nog weggelegd zijn) ervoor geven om elkaar een enkele, ja, een halve dag te zien en met elkaar te praten, ik zou ze welbesteed achten! [...] Jij vreest dat de kwellingen van mijn ballingschap mij te zwaar aangegrepen hebben. Ach! kon ik je verzekeren van niet! - Niet dat de zwarigheden van mijn lot dit veroorzaken! - Nee, maar door te grote en voortdurende inspanning heb ik er geen aandacht aan geschonken, en nu bezwijkt mijn hoofd door de opeenhoping van allerlei oorzaken die bij elkaar komen. Maar daaronder is het gemis van mijn vrouw de voornaamste oorzaak en dat heeft ook een intellectuele en fysieke uitwerking op mij. Ja dikwijls en dagelijks zie ik een volstrekte krankzinnigheid tegemoet. Mijn gestel en mijn verbeelding worden soms zo hevig, zo onbedwingbaar, en voor de rest wordt alles mij zo onverschillig. Bovendien is mijn gezichtsvermogen hier in dit land (en dat is niet vreemd) zo bedorven dat ik niet weet of jij deze brief zult kunnen lezen, want ik kan het niet terwijl ik hem schrijf. - Maar dit alles en wat ervan worden moet, ligt in Gods hand!- Ja, hoe gelukkig zou ik zijn als ik een vaste betrekking kon krijgen. Men spreekt mij nu over een professoraat in het Arabisch aan de Universiteit van Oxford. Dat is goed. Maar wat erbij | |
[pagina 225]
| |
komt, bederft het. Ik zou een beredeneerde catalogus moeten maken van de duizenden Arabische handschriften die daar zijn en die nog niemand ooit ingezien heeft. Daarvoor is niet alleen meer taalkennis van het Arabisch nodig dan ik heb, maar ook een grote belezenheid in de geschriften en de schriftgeschiedenis van de Arabieren. Daaraan vooraf moet een bijzondere kennis gaan van de Arabische geschriften uit verschillende eeuwen. Van dat alles kan ik me óf maar heel weinig kennis toeschrijven, óf helemaal niets. Dit kan dus niet doorgaan - echter, men blijft daarover onderhandelen en misschien dat hieruit iets anders geboren wordt. Voor de aardigheid zal ik hierbij een lijstje insluiten van de dingen waarin ik lesgeef. Wat ik al werkelijk onderwezen heb sinds mijn verblijf hier, zal ik aanstippen: het overige is door mij aangeboden om er les in te geven wanneer men dat verlangt.Ga naar eind227 Nu geef ik lessen in het Italiaans en Hoog- en Neder-Duits. - Maar al deze dingen zijn zo onzeker en wisselend. De ene keer verdien ik in een maand genoeg voor twee maanden, maar dan weer in vier maanden niet genoeg voor een halve. Behalve dat de in het buitenland zo edelmoedige Engelsen in hun eigen land de meest bekrompen, ellendigste mensen van de aardbodem zijn, die als ze elf lessen gehad hebben, ten minste zes weken laten verlopen voor zij de twaalfde nemen, om de betaling bij de twaalfde les uit te stellen, en die onderbreking (alsof het afgesproken was) komt altijd regelmatig op het eind van elk twaalftal terug. - Dan is er ook nog een grote moeilijkheid, dat ik namelijk (bij gebrek aan boeken en de mogelijkheid om er mij van te voorzien) genoodzaakt ben alles uit het hoofd te onderwijzen, zonder enig hulpmiddel; en dus daarom dag en nacht peinzen moet hoe ik van elke wetenschap die ik onderwijzen zal, een grondslag op papier zet, die ik dan mondeling uitleg. Het is wel een uitmuntend middel om uit te proberen of men de wetenschap wel grondig beheerst en door en door kent, maar het is verschrikkelijk inspannend voor de hersens. En als die hersens reeds zwak zijn, en als er aandoeningen bij komen die altijd de hersens aantasten, wat zal er dan gebeuren als God het niet verhoedt? Ondertussen wordt het tijd dat ik me tot iets beperk wat vast en zeker is, dit zegt alles mij. En het belang van de kleine Elius (zoals je terecht zegt) eist dit zeer dringend.Ga naar eind228 Wat Louises eerste vaardigheid en latere traagheid in het be- | |
[pagina 226]
| |
grijpen betreft, hierin lijkt zij volmaakt op haar vader.Ga naar eind229 Die was net zo in zijn kindertijd, en heeft dat zijn hele leven gehouden. Het voornaamste is dat haar aandacht erbij gehouden wordt, die zeker (net als die van mij) te vluchtig is. [...] - Excuseer je niet omdat je brieven weinigbetekenend zouden zijn. Ze betekenen voor mij heel veel, eindeloos veel, en liggen mij na aan het hart. Beur er me vaak mee op. In de tergende onzekerheid van mijn lot, in de voortdurende vertraging van elke zaak die uitzicht geeft - in mijn tegenwoordige situatie met één woord, is er toch geen andere troost voor mij dan aanspraak van de mensen die me het dierbaarst zijn. Ach! Ik weet dat jij dit voelt, voor mij voelt. - Nee zeker, onze correspondentie is niet van dien aard dat we bang moeten zijn dat ze onderschept wordt, en ik ben niet van plan er iets in te mengen dat van een andere, meer bedenkelijke soort zou zijn. - Vaarwel, nogmaals dank voor je hartelijke uitboezeming, houd je vriendschap en je tedere gevoelens voor mij steeds in ere, groet de jouwen, de mijnen, de onzen, en geloof dat ik steeds dezelfde blijf. Nogmaals, vaarwel!
27 april 1797.
p.s. Mag ik je wel met de bezorging van de inliggende brieven lastigvallen? Graag had ik dat die voor mijn broer aan hem persoonlijk in handen gegeven werd.Ga naar eind230 |
|