Liefde en ballingschap. Brieven 1795-1797
(1997)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 1795-1797
Bilderdijk aan zijn geliefde. Londen, 4 april 1797Ga naar voetnoot* - Nee, mijn hele heil! Ik koester geen enkele twijfel aan die gehechtheid. Ik geloof daarin met de overtuiging die ik ontleen aan de schitterendste waarachtigheid. Ja, die gehechtheid is niet geveinsd, niet vals, mijn hart voelt al zijn kracht, al zijn energie. - Maar helaas! mijn liefste, mijn aanbedene! Als ik niet kan twijfelen over het bestaan ervan, waarom moet ik dan onzeker zijn over de aard! - Lieve engel! ach, liefde is genegenheid: brandende, vurige liefde! maar niet iedere genegenheid is Liefde! - niet iedere genegenheid is de Liefde die in staat is de mijne te beantwoor | |
[pagina 217]
| |
den! - O, waar om moest jouw hele gedrag door de meest extreme terughoudendheid en bedeesdheid, waarom moest ieder woord, iedere blik, iedere daad, waarom moest elke omhelzing zo'n koude beschroomdheid vermengen met de diepste tederheid? O, aanbedene van mijn hart! Ach is liefde die hartstochtelijk brandt in een tedere borst, zo voorzichtig, zo behoedzaam, zelfs als er niet gevreesd hoeft te worden voor een getuige? Kent zij geen enkel moment van vervoering? van verlies van die aangenomen kilheid? van zwichten voor de kracht van haar verlangen? Maar wat vraag ik? Kent zij wel verlangen? is er geen strijd tussen enig vurig, verrassend en onbekend verlangen en die bedeesdheid die zo goed past bij dat engelengezicht, dat zeker op zou lichten door het vuur van de passie als het die zou kennen? - Ach nee, nooit had de Liefde, werkelijke Liefde, zo'n vredige en kalme aard! dat ze nooit zulke enge grenzen zou verbreken, dat ze nooit die kalmerende terughoudendheid zou afschudden! nooit dat richtsnoer uit het oog zou verliezen! Nooit, mijn enige liefste! nooit! - Hoe kan, mijn lieve engel! hoe kan mijn liefhebbende hart dan rustig zijn als het zijn vurigste hartstochten beantwoord ziet met een innig, teder, welwillend hart, dat echter geen vergelijkbare vurige passie kent en dat in de tederste omhelzing ineenkrimpt bij het minste teken van de vrijmoedigheid van een extatische gelukkige liefde? - Ach! wat is genegenheid voor een ziel die liefheeft zoals ik liefheb, als het niet de ware genegenheid van de Liefde is? En waarom moet ik altijd in onzekerheid gehouden worden, nietwaar? [...]Ga naar voetnoot* wat zou er van me worden als jij me zou terugdringen binnen de perken van de koude vriendschap! Ach! je gebruikt dat woord te vaak dat ik er niet bang voor zou zijn. Ik weet, mijn liefste engel, wat bescheidenheid, wat kuisheid, wat bedeesdheid kan doen: ik heb achting voor die deugden, ik respecteer zelfs de excessen ervan, ja ik heb achting voor elk eerlijk vooroordeel, maar moet de almachtige kracht van de Liefde niet elke hindernis overwinnen? Moet die die zwakheid niet uitbannen? Niet sprankelen uit de ontvlamde ogen met enige wellustige ofschoon kuise fonkelingen? Moet die niet uit de trillende lippen stromen om juist uit te drukken wat kille kuisheid zou willen bedekken? Zou die schreien wanneer de minste onbezonnenheid... nee, wanneer het recht van de Liefde zelf streeft naar enige gunst...? Zou die | |
[pagina 218]
| |
daarvoor niet bezwijken, zou die niet elke eis van een hartstocht toestaan (zelfs met extatische vreugde), die niet weerzinwekkend is, maar onderworpen is aan de wetten van oprechtheid? Moet de lieflijke kus, zelfs het ene onschuldige kusje, gegeven worden met een soort afschuw? of althans met een beschaamdheid die de ogen neerslaat, waar de liefde in leeft? Moet dat enkele, dat onschuldige woord ik hou van jou zoveel vergen van het hart dat het dat niet kan uiten? Moet dat lieve, dat onschuldige hart elk verzoek, elke poging van een waarachtige minnaar wantrouwen? Kan het nooit instemmen met welke onschuldige gunst dan ook zonder tranen te storten, zonder weggedraaide ogen, en zonder voor zichzelf te verbergen (voorzover mogelijk) dat het ermee instemt? Kan het nooit dan met weerzin en tegenstribbelend bezwijken voor de meest onschuldige wensen van een hart dat het niet afwijst? Moet het dan zo bang zijn om die goddelijke schatten te tonen waarmee de ogen van de Liefde zich verzadigen, en om daarvoor de bewondering te oogsten waar volmaaktheid recht op heeft, van de brandende lippen van een oprechte aanbidder? Zou het zich niet trots op al die volmaaktheid, trots op haar overwinningskracht en op de hartstocht waartoe zij aanzet, in de liefhebbende armen moeten werpen die zich naar haar uitstrekken, om op te bloeien in de geneugten van de liefde, om met het hele hart te genieten van elke onschuldige wellust, gelukkig ermee om degene gelukkig te maken wiens liefde dat verdient en vertrouwend op zijn oprechtheid en zijn toegewijde aandacht? Zou het niet... Maar waarom zou ik dit onderwerp uitputten met vergeefse vragen als ik er toch zeker van ben dat je zult vermijden ze te beantwoorden. O mijn enige geliefde, probeer er niet onderuit te komen dat raadsel uit te leggen! Onderzoek je eigen hart, en laat dat antwoorden wat je misschien tot nu toe verborg voor jezelf! Laat het zeker zijn van het soort liefde dat het voelt! Je kunt liefde voelen voor je vader, voor je broer. - Maar ach wat is liefde, ware liefde anders dan ineensmelting van de zielen, en wanneer de zielen zelf in elkaar overgegaan zijn en daar gelukkig door zijn, hoe kan er dan enige behoefte zijn aan terughoudenheid? Waar die vermengde ziel de geest overheerst met haar gezegende gevoelens en twee lichamen bestuurt, hoe kan er dan angst zijn voor de innigste, de intiemste omhelzing van hartstochtelijke Liefde?- | |
[pagina 219]
| |
Nee, mijn enige geliefde, ik ben nooit verder gegaan dan dat waarmee eer & onschuld zonder angst kunnen instemmen. Ik zal er nooit misbruik van maken dat jij mijn fijngevoeligheid vertrouwt; ja, ik zal het geluk waar ik het meest naar verlang niet danken aan enige verraderlijke overrompeling die ik veracht. Maar o, mijn godheid! - Is er iets wat niet door de Liefde geheiligd zou worden door zijn zuiverende vlam! is er iets wat verboden terrein is voor de Liefde? Ach, mijn liefste, mijn enige liefste, wat de Liefde ook mag proberen, zou die moeten vrezen voor de ogen van die vlekkeloze engelen die boven onze hoofden zweven om ons te verdedigen, om ons te beschermen tegen het kwade? - Ach, als ik dacht dat dat zo was - dan, enig heil van mijn hart, zou ik vanhier vertrekken omdat ik niet wil zien hoe dat wat mijn hele geluk is, het ongeluk tegemoet gaat en ik zou mijn bloed vergieten om de indruk waar te maken die ik dacht op dat engelenhart gemaakt te hebben. - Nee, mijn dierbare schat! of jij houdt niet van mij met die hoogste Liefde waar mijn hart toe in staat is, of je kunt geen enkele misdaad vermoeden in wat de Liefde aan zichzelf toestaat. - Nee, mijn eigen ziel! Ik herhaal het; ik zal nooit naar iets streven wat veroordeeld zou worden door de wetten van strikte zedigheid, en mijn kuise omhelzing was nooit bedoeld om de overbezorgdste terughoudendheid schrik aan te jagen. Maar ach! Heeft de liefde enige aanspraak waar Liefde niet om zou vragen? - En zou zelfs de hoogste liefdesgunst die kunnen bevredigen?- Denk niet, mijn lieve engel, dat mijn hart niet dankbaar is voor de herinnering aan de gezegende uren die we samen doorbrachten. Zou ik afgeven op die heerlijke gunsten, die jouw innig lieflijk hart mij toestond? Nee, mijn geluk is dat van de gelukkigste van alle wezens; maar als dat lieve hart mijn verrukkingen gedeeld had, als het getoond had ze te delen, o, dan hadden hemelse engelen me benijd om mijn gelukzaligheid! Kun jij je, mijn lieve engel, het verschil tussen medelijden en liefde voorstellen? - Medelijden lijdt, liefde verblijdt. Het is het leed bij het zien van het leed van een ander dat medelijden ertoe aanzet om iemand gelukkig te maken. Liefde wordt aangezet door haar eigen verlangen, opgeroepen door haar hartstocht om te genieten van de vreugden waarin ze toestemt. Als de liefde van het medelijden een gunst schenkt, is dat een inspanning. - Die | |
[pagina 220]
| |
van de liefde is natuurlijke geneigdheid. - Medelijden gaat langzaam of sluipt zacht; liefde gooit zichzelf in de armen van het verlangen en is geheel gelukkig. Wat een gekrabbel! en wat een onzin! Dat zul jij zeggen, aanbedene van mijn hart, als je deze lange onzinnige brief leest! Vergeef zijn overdrevenheid als die erin is; en dat zal zeker zo zijn. - Kan ik over dit onderwerp schrijven zonder in wartaal te vervallen en fantastische frasen? Ach, dan zou ik niet zo van je moeten houden als ik van je hou. Adieu mijn dierbare, oneindig dierbare beminde! Hou van mij, o mijn geliefde, niet boven alles, maar zoals de ware Liefde bemint, zoals die van mij bemint!Ga naar eind220 -Vaarwel!
Dinsdag, 4 april 1797. |