Liefde en ballingschap. Brieven 1795-1797
(1997)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 1795-1797
Bilderdijk aan zijn geliefde. Londen, 1 maart 1797Mijn liefste beminde! Wat een gekkenwerk is dat, waarover je me vertelde! Inderdaad, ik ben soms bang dat je moeder haar verstand verloren heeft, als het geen geraffineerde kwelgeesterij is die haar drijft. Maar hoe dan ook, je ziet dat er helemaal geen zekerheid of vastigheid is, zolang je thuisblijft, zonder je te ontdoen van zo'n onverdraaglijk en uiterst goddeloos juk. Je zegt me opnieuw dat het zo niet door kan gaan. Ja, mijn liefste, het kan niet: maar vier of vijf maanden geleden zei je me hetzelfde en toch gaat alles door op dezelfde voet, zo niet erger. Vandaag is het woensdag, en het zal een hele tijd duren voor ze terugkomen uit Lewisham en dan denk ik dat het heel onwaarschijnlijk is dat ze direct doorgaan naar K-. En ook als alles lukt volgens onze wensen, dan nog zijn we onze vroegere zekerheid en vreugden in Lewisham kwijt.Ga naar eind199 Dus elke dag draagt er iets aan bij om ons van elkaar te scheiden. Vier maanden geleden waren we door de loop der gebeurtenissen in staat over onszelf te beschikken zonder enige terughoudendheid, terwijl we nu in een samenloop van omstandigheden zijn gekomen die geen uitkomst biedt om iets te ondernemen zonder die goeie naam te vergooien waar jij altijd zo de nadruk op gelegd hebt bij mij. En daaraan heb jij ons beiden onderworpen door je besluiteloosheid. O, mijn lieve engel! Hoe hebben we ons enig geluk weggegooid! Hoe hebben we het verdiend om ongelukkig te zijn door die kans, die de hemel ons verschafte, te laten schieten! - Maar ik zal jou niet verwijten wat ik aan mijn eigen slapheid te wijten heb. Het was mijn plicht om de loop van de gebeurtenissen te voorzien, en mijn lieve engel voor te gaan, en niet te bezwijken voor overwegingen waarvan ik wist dat ze niet zwaar genoeg wogen. - Laat maar: jouw liefde, mijn schat, jouw dierbare, kostbare liefde alleen kan me nog zegenen | |
[pagina 199]
| |
en daarvan verwacht ik elke troost. - Vaarwel, mijn hartsbeminde, vaarwel!
1 maart. 1797. |
|