Liefde en ballingschap. Brieven 1795-1797
(1997)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 1795-1797
[pagina 195]
| |
Bilderdijk aan zijn geliefde. Londen, 21/22 of 22/23 februari 1797Zeg me wat voor een afschuwelijk monster ik ben! Heb ik gezegd: ‘Zelfs de aanwezigheid van wie het liefst aan mijn hart zijn kan me geen vreugde geven’? Nee, mijn lieve beminde, dat is onmogelijk. Zo'n godslasterlijke onmenselijke zin zou ik niet kunnen schrijven, mijn hand was niet in staat het neer te schrijven, mijn hart zou het verworpen hebben. Nee, nooit! Ach, de dood zelf zal nooit zo hoog zegevieren dat ik ondankbaar zou zijn voor dat hemelse geluk dat jouw lieve aanwezigheid mij schonk. Nee mijn lieve engel, je begrijpt me verkeerd, je verandert de werkelijke betekenis van mijn woorden. Ja ik klaagde wel over de droefheid, de afmatting, de ongevoeligheid waar mijn hart in verzonk, ik klaagde er wel over dat zelfs jouw gezegende glimlachjes mijn hart niet vervulden met dezelfde betoverende en heerlijke vreugde als voorheen. Maar ach! waarom beklaagde ik me erover? - o mijn beminde, als je dat verkeerd begrijpt, hou je niet van me! Nee, het was niet voor mijn eigen geluk! Ik kan mezelf en elke gedachte aan geluk opofferen - maar het kwam omdat ik voelde dat ik niet meer in staat ben jou gelukkig te maken door mijn ongelukkige liefde. Het kwam omdat ik voelde dat ik je gemoedsrust verstoord heb, de kalmte van je hart, en dat ik geen uitweg kan bieden en niet in staat ben er iets tegenover te stellen. Want mijn geest is uitgeput en mijn hart is voor altijd bedorven door wanhoop en moedeloosheid en ongevoelig geworden voor het enige ware voorwerp van zijn tederste, zijn vurigste, zijn onverzadigbare wensen. - Ja mijn lieve beminde, ik kan dat voorwerp, dat eeuwig aanbeden voorwerp wel het fatale beeld noemen dat mijn hart vervult, maar in godsnaam! ik heb het nooit ervan beschuldigd mijn vrede vernietigd te hebben! Nee mijn lieve engel! Nee, je was ervoor bestemd om mij de gelukkigste onder de stervelingen te maken, de enige gelukkige op aarde. En zelfs als wat gebeurd is het meest betreurenswaardige is wat kon gebeuren, dan denk ik er niet aan het jou kwalijk te nemen, terwijl ik mijn wrede lot beschuldig en misschien de zwakheid van een broos geslacht die je niet kon overwinnen. Maar om te voelen dat mijn ongelukkig lot jou in een verdrietige toestand gebracht heeft, je gezondheid verwoest heeft, je opgewekte geest en de gemoedsrust die je genoot, om te zien dat jij het slachtoffer van mijn ongunstig ge- | |
[pagina 196]
| |
sternte, van mijn eigen onvoorzichtigheid en... ach! ik kan de zin niet afmaken, maar dat beklagenswaardige beeld is het beeld dat bezit heeft genomen van mijn hart en ik kan het terecht fataal noemen. Ja dat is een dodelijk, een zeer fataal beeld dat me overal achtervolgt en dat me vermoordt met de pijnscheuten die het veroorzaakt. - Liefste, oneindig dierbaar aan mijn ziel! Ja, er is troost, er is een machtige troost in de gedachte dat ik... jij zegt dierbaar, maar laat het slechts zijn dat ik niet onverschillig ben voor jou. Maar wat een hartbrekende gedachte is dat, als ik merk dat dit ons tot niets leidt, dan naar de meest verschrikkelijke van alle rampen! Nee, mijn lieve engel! jouw smarten zijn geen redmiddel, geen balsem voor de wonden van mijn hart, ze vermeerderen mijn pijnen, die geen andere verzachting kennen dan jou zo gelukkig te zien als je verdient, zoals je geweest zou zijn als mijn rampzalige naam nooit jouw oren bereikt had. Ja, mijn lieve engel! Het is noodzakelijk dat we met elkaar praten over onze zeer kritieke situatie. Wapen jezelf met moed, mijn liefste! er moet een einde gemaakt worden aan deze rampzalige onzekerheid. Of vergeet, ja vergeet me, of beslis ons lot. Ik zal zeer vroeg op zaterdagmorgen in Lewisham zijn. Als je voor die dag een plaats neemt om 9 of 10 uur, zal ik je in de koets ontmoeten, en dan zullen we samen naar D. of P. gaan.Ga naar eind198 Maar in godsnaam, mijn beminde, mijn aanbedene, wees rustig, wees kalm. Maak me niet bedrukt door jouw leed. Ach, ik ben al overbelast. Nee, ik kan dit niet wensen, je moet me vergeten! vergeten! verschrikkelijk, angstaanjagend woord! - Maar hoe kan ik leven als ik zie dat alles wat me het dierbaarst is, vervalt, ten onder gaat in de golven van verdriet waar ik de schuldige veroorzaker van ben? Hoe kan ik ademen in een land waar elk ding in mijn hart de vroegere zoete, onschuldige genoegens van onze kostbare liefde opnieuw oproept, om de pijnen die ik onderga te vermeerderen? Waar de lucht zelf die ik inadem vol is van de zuchten van een boezem die zo dierbaar voor me is? Waar alles wat ik tegenkom mij lijkt te verwijten dat mijn verblijf hier getekend was door de teloorgang van het geluk van het beminnelijkste, het goddelijkste voorwerp van menselijke liefde? Hoe kan ik, mijn liefste, hoe kan ik dit verdragen? [...] |
|