stand blijft zoals hij is. Je houdt dus niet van mij, vergeef me dat ik het zeg, maar het is nodig dat ik het zeg: je houdt niet van me, je houdt slechts van een ijdel denkbeeld, van een lichtzinnig idee van de mensen, dat beneden jouw en beneden mijn gedachten is. Ach, hij die verliefd is, kan in zijn gedachten, zijn ogen en zijn gevoel alleen maar liefde hebben en dat wat de liefde eist, maar hij is niet in staat om met jouw angstvalligheid te overwegen wat het oordeel van een menigte zal zijn, die even onwetend als onstandvastig in haar mening is. Voor minnaars is er slechts één theater, en dat
is dat van hun hart: en niets interesseert hen dan de gevoelens die de een voor de ander koestert. Dat is de liefde, mijn beminde! Zo hou ik van jou. De liefde is een brandend vuur, een vlam die onstuimig oplaait om alles wat zich tegen zijn geweld verzet te verteren. Ach, hoe ver staat dit beeld af van wat jij in je brieven, in je gedrag toont. Je huilt, mijn aanbiddelijke! je huilt, en deze tranen doorboren mijn hart, ze vergroten mijn smart, ze doen mij een leed aan dat iedere verbeelding te boven gaat. Je vleit jezelf met de hoop op een meer gelukkige dag, maar waar is die dag? Hij zal nooit komen voor de ongelukkige die zijn dood voelt naderen, die alle woede, alle hevigheid van de liefdesdorst ondergaat, aan wie je de bron van herstel weigert, maar die niet gemaakt is om zich tevreden te stellen met een vage hoop die hem voorgehouden wordt, meer om hem te misleiden dan om hem een waarachtige en duurzame troost te schenken. O zoete, o aanbeden godheid van mijn ziel! Verontschuldig, vergeef mijn ongeduld, maar hij kan slechts leven, slechts ademen in het licht van jouw ogen, in de lucht die jij uitademt. Jij bent alles voor mij, je bent de zon die mij verlicht, de adem waarvan ik leef. Ik verwijt je niets. Liever zal ik duizendmaal ten onder gaan dan jou verdrietig maken, maar wat moet ik doen? Laat me tenminste sterven, maar laat me alléén sterven en laat mij de troost mee in het graf nemen dat je van me gehouden zou hebben als je de moed daarvoor gehad zou hebben, dat je in je hart om me weent, dat je de herinnering aan mij zult bewaren en dat deze je dierbaarder zal zijn dan de ongelukkige zelf, die het leven verlaat omwille van jouw gemoedsrust, die je vergiffenis vraagt omdat hij je in verwarring gebracht heeft, en die zijn enige roem en zijn enige gelukkige uur zal vinden in de dood, die hij omhelzen zal met meer