Bilderdijk aan zijn geliefde. Londen, 21 oktober 1796
Mijn aanbeden vriendin, ik heb het briefje ontvangen dat je zo goed was me vanochtend te sturen en dat me ten zeerste getroost heeft door het nieuws dat ik kreeg over het herstel van je gezondheid. Ik zal je de uiterst bedroevende toestand niet beschrijven waarin ik wegkwijnde nadat ik je voor de laatste maal verlaten had, noch hoe vurig ik verlang je weer te zien om aan jouw boezem al die gevoelens uit te storten die dit aandoenlijke hart voor je koestert. Want het is doordrongen van jouw onvergelijkelijke verdiensten, evenals van de tederheid die je voor me toont. Ik hoop dat je vandaag uit zult gaan en dat ik de kans zal krijgen je te ontmoeten. Ach! wat ben ik je oneindig veel dank verschuldigd voor je bijzonder elegante sonnet, dat mij de tranen uit mijn ogen heeft doen stromen. Ik wens daarop zo vurig te antwoorden als ik maar hoop te kunnen zonder je smart te verhevigen. Ga door, o mijn liefste, met mij te troosten met je zeer zoete en aanbeden brieven en bewaar voor mij dit tedere, dit aanbiddelijke en onvergelijkelijke hart, dat men onmogelijk kennen kan zonder het te aanbidden met alle verering die het hart vervult.
Van je zeer toegewijde Teisterbant.
Vrijdag, 21 oktober 1796.
p.s. Ik verwacht morgen je berichten en ik verzoek je dringend niet te vergeten mij die te sturen op de manier die jij het meest geschikt vindt, aangezien ik je niets kan doen toekomen.