Bilderdijk aan zijn geliefde. Londen, tussen 13 en 16 oktober 1796
Ik wacht dus op een lange brief van jou, mijn alleraanbiddelijkste! Maar welke tegenwerpingen wil je me nog maken? Ach, als je van me houdt, mijn allerliefste, wat kan ons dan nog in de weg staan? Wees de mijne, maak me de gelukkigste man van de wereld en laten we er God voor dankzeggen, laten we de hele wereld vergeten, wat raken ons de praatjes van kwaadwillige, van dwaze, van misleide mensen? Als een welgezinde God ons zijn goedkeuring geeft, laten we dan tevreden zijn met ons geluk en verder niets meer vragen! - of als je plezier hebt in de loftuitingen van de wereld, weet dan dat je haar goedkeuring slechts krijgt door haar te verachten. Zij geeft nooit haar lof aan degene die erom vraagt, maar zij onderwerpt zich aan degene die haar veracht en zij is kwistig met haar complimenten aan degene die boven haar staat.
Wat voor een tekening vraag je aan mij, mijn liefste? welk onderwerp en hoe gemaakt? bloemen, landschappen of iets anders? in kleuren, in zwart of bruin gewassen, of gearceerd (gestreept) met de pen? Je zegt maar wat je wilt en ik zal alles voor je maken. Mijn aanbeden godheid! ach wat hou ik van je, hoe aanbid ik je!
Het is wel zeker, mijn liefste, dat de heer Röhrs de eerste was die praatjes over ons verspreid heeft, waardoor ons lijden begonnen is. - Adieu, mijn godheid, adieu!-