Liefde en ballingschap. Brieven 1795-1797
(1997)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 1795-1797
Bilderdijk aan zijn geliefde. Londen, waarschijnlijk 13 oktober 1796Wat zeg je mij, mijn ziel! Je zou de wereld kunnen verachten zoals Héloïse als... Je kunt het dus niet! Ach, ik sprak maar al te zeer de waarheid toen ik zei dat er maar één, één Héloïse kon bestaan!Ga naar eind156 O mijn alleraanbiddelijkste! geloof je dan dat de liefde, deze zuivere en heilige vlam, die neerdaalt uit God, om weer tot Hem op te stijgen, een schuldig gevoel kan zijn? Ach, als dat zo was, hoe misdadig zou ik dan zijn! Geloof je niet dat haar godde- | |
[pagina 131]
| |
lijk vuur de harten verheft en iedere daad zuivert? Zou je God niet kunnen heiligen en verheerlijken als je in mijn armen ligt? Ach, als dit waar is, ben ik de onfortuinlijkste en ongelukkigste mens die leeft. Nee, mijn liefste! ik respecteer ieder vooroordeel dat heilzaam is voor de maatschappij, dat is voor mij een plicht. Maar bedenk dat niets meer waar is dan wat er eens gezegd is, namelijk dat de liefde iedere daad heiligt: dat alles wat niet uit liefde voortkomt zondig is, en dat de Liefde geen kwaad kan doen. En dit kan ook niet anders, omdat de Liefde de enige binding van het heelal is; de enige wet en de openbaring van de geestelijke wereld waarvoor wij geboren zijn. - O mijn liefste: de Liefde is godsdienst; maar de onechte liefde is heiligschennis. Stel je daarom op de proef, mijn beminde. Als je me niet echt bemint, als je me niet voor eeuwig bemint, ach! dat zou mijn dood zijn, maar in dat geval vraag ik je niets. Laten we dan voor eeuwig scheiden; ruk mij uit je hart en laat mij de dood zoeken, die ik ver van jou zal vinden. - Maar - als je van me houdt! Ach! als dit waar is en geen bedrieglijke illusie! o mijn godheid! wat op de wereld zou ons moeten beletten om boven elke menselijke voorstelling gelukkig te zijn! O jij, van wie ik zo waarachtig hou, met de meest onveranderlijke hartstocht! jij, die meer voor mij betekent dan duizend werelden - ! maar dit alles is niet genoeg om uit te drukken wat ik voor je voel. Jij dus, die ik aanbid als de godheid, van wie al mijn heil afhangt! Spreek! heb je me veroordeeld om tot het uiterste van al het lijden te gaan? Moet ik sterven in de wanhoop om een verworpen liefde? of kan ik hopen op het geluk, het enige geluk waarnaar ik vurig verlang? Weet je het dan niet, mijn aanbedene? Het was de heer Röhrs die allereerst bij je zus en vervolgens bij je moeder deze afschuwelijke ideeën heeft ingefluisterd, waarvan wij nu het slachtoffer zijn. Dit is maar al te waar. Adieu, mijn enige hoop. Adieu! Weet wel dat een enkel woord van jou over mijn lot beslist. Adieu!
Donderdag. |
|