Liefde en ballingschap. Brieven 1795-1797
(1997)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 1795-1797
[pagina 111]
| |
Bilderdijk aan zijn zwager. Londen, 12 mei 1796Enige dagen geleden ontving ik die van de zestiende, vandaag een tweede van die dag, en ook de verkwikkende maar in veel opzichten smartelijke van 30 april. Dank voor je zorg, je liefde, oplettendheid en voor de hartelijkheid die uit alle handelingen blijkt. De voorzichtigheid verbiedt mij meer te zeggen. Zelfs dan als men spreken moet en mag, legt zij ons de harde zwijgplicht op, omdat men de gebeurtenissen niet kan voorzien die onze verwachtingen, hoe redelijk ze ook lijken, teleur kunnen stellen. Jouw hart begrijpt me echter, en dit is voldoende voor dit ogenblik. Hoe lijd ik mee in het ongemak en de verliezen waarover je me schrijft.Ga naar eind141 Moge God de verdrietige snel herstellen, en jou en haar troosten in het gemis van een vriendin en bloedverwante. Ik heb me duizendmaal de nog jeugdige vriendin van mijn zuster voor de geest gehaald, die mij een zeer beminnelijke dame leek met meer dan gewone gaven. Het bericht van haar overlijden treft mij sterk, want het onverwachte van de gebeurtenis roept waarachtige deelneming op. - Het tweede sterfgeval was minder onverwacht voor mij, en ik had al gemeend uit een brief van mijn oude heer (hoewel die erg verward en onduidelijk was) daar iets over te moeten opmaken, maar grijpt me meer aan dan ik mij voor kon stellen, en (werkelijk!) ik had het met heel wat ontberingen willen afkopen als het in deze omstandigheden niet gebeurd was. Ik weet niet of ikzelf voor zo'n geval enige orders of schikkingen gegeven, gemaakt of beraamd heb, ik kan er zelfs niet aan denken. Hoe het zij, wil toch altijd begrijpen dat ik buitengewoon veel waarde hecht aan jullie raad, jullie zorg, en aan wat jullie denken ten aanzien van deze of andere zaken waar ik direct of indirect mee te maken heb. Altijd zullen die met mijn goedkeuring en ratificatie bekrachtigd worden (zelfs op het moment dat je het mag eisen). En ik smeek jullie hiernaar te handelen, in alles. In het bijzonder beveel ik jullie de belangen van mijn kinderen aan. Ik weet dat jullie van ze houden, en God geve dat zij jullie tederheid altijd op hun beurt beantwoorden zullen met een lieve dankbaarheid voor wat jullie voor hen en voor hun ouders doen. - Ik heb nog geen brief over dat onderwerp van de onmiddellijk belanghebbende. Als ik mijn gevoel bij haar kon over- | |
[pagina 112]
| |
brengen, dan zouden jullie je over niemand te beklagen hebben, mijn dierbaren; wij zouden-maar als wij al te gelukkig waren, zouden wij misschien God vergeten. Wat ik van de kleinen hoor maakt mij week! Ach! mocht ik ze nog eenmaal aan mijn hart drukken, en dan-! Ik hoop dat de lieve Louise dankbaar, gehoorzaam en zachtaardig is, dan verlang ik niet dat ze schittert met haar geest of haar lichaam. Vooral ben ik bang voor vroegrijpe geest en kennis die tot eigenwaan leidt wanneer die er eerder is dan het oordeelsvermogen. In de handen waar ze nu is, zal ze bepaald niet verwaarloosd worden, daarover ben ik gerust. Maar denkt zij soms aan haar vader? En hoe zijn hart naar haar trekt? Wat Elius betreft, ik heb het kind nooit genoeg gezien om er geest of smaak in te kunnen ontwikkelen, maar een goed, zorgdragend toezicht, zeg je! Ja dat dit nodig is voor hem, voel ik wel, en hoe kan dat nu tot stand gebracht worden? In deze tijd beslissingen over hem te nemen is (naar het mij toeschijnt) iets onmogelijks. Breid echter, smeek ik, jullie goede raad, jullie toezicht ook over dat weesje uit. Je kunt zien hoe noodzakelijk dat voor hem is om niet ongelukkig gemaakt te worden door een verkeerde aanleg. - Maar vrees niet voor de toekomst die hun wacht. Nee, mijn waarde! O zij zullen (die hoop gloeit in mij, en waarom zou ik er God niet voor danken?) zij zullen een blije, een heildag zoals ze die gewenst hebben zien aanbreken. God geve slechts dat ze trouw zullen zijn aan zijn heilig Evangelie! Het doet met verdriet dat de brief met De krijg van Inisthona niet ontvangen is. Niet zozeer om het stuk, als wel om het ontwerp dat erbij was, en waarvan (omdat ik het zoals het uit de pen vloeide heb ingesloten) geen kopie of eerste klad bij mij gebleven is. Ik stelde me daar veel van voor, maar ik beschouw het als een wenk van de Voorzienigheid dat ik die weg niet in mag slaan. Welaan dan, goede God! Uw wil geschiede! maar noch die weg, noch deze: waarheen dan? Ik zie de val van dit land tegemoet, en Uw hand sluit voor mij zichtbaar alle wegen die ertoe kunnen leiden dat ik er een bestaan vind; maar waarheen moet ik me dan wenden? Zo denk ik, zo vraag ik duizendmaal, maar tot heden vraag ik tevergeefs. Met dat al, God is goed en (ja, ik voel het) Hij waakt over mij! Maak je geen zorgen en overhaast je niet met de lijst van mijn | |
[pagina 113]
| |
werken. Ik verwacht dat je die op je gemak afmaakt en er is niet de minste noodzaak van haast bij. Vraag niet of je brief mij aangenaam is! Welke andere opbeuring vind ik behalve de aanspraak van jullie beiden? Het is de enige waarin ik hartelijkheid ontdek. O houd een plaats voor mij in jullie hart en laat dat steeds vervuld zijn van de troost en opwekking waarmee God zich laat zien aan degenen die met Hem zijn. Denk verder aan mij, ik kan niet meer schrijven-Het ga jullie goed!
12 mei 1796. |
|