Liefde en ballingschap. Brieven 1795-1797
(1997)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 1795-1797
Bilderdijk aan zijn vrouw. Londen, begin mei 1796Begin mei introduceert Bilderdijk de familie Schweickhardt in de brieven aan zijn vrouw. De schilder heeft een portret van Bilderdijk gemaakt, dat hij ten geschenke geeft aan Catharina. Het is een medaillon, geschilderd met olieverf op koper (zie illustratie). Bilderdijks initialen, gevlochten van zijn hoofdhaar, zouden erachterop staan, maar die zijn nu niet meer aanwezig. Hij heeft er een lang gedicht bij geschreven, ‘Op mijn afbeeldzel’, waarin hij beschrijft hoe de schilder de gedachten van de banneling in het portret gevangen heeft. Ook Schweickhardts dochter heeft een vers bij het portret gemaakt, dat eveneens naar Catharina gaat. | |
[pagina 109]
| |
Lieve, dierbare! De man die je deze brief overhandigen moet, is een betrouwbare Hollandse visschipper op wie men zich verlaten kan (als er ooit op een mens staat te maken valt). Hij is een oude bekende van de man van wie je het geschenk krijgt, dat hij ook ongeopend aan je moet overhandigen. Wij hebben de heer Schweickhardt (die achter ons op de Beestenmarkt woonde in hetzelfde huis waar later Vitringa en vervolgens Pous gewoond hebben, en dat nog van hem is) nooit gekend toen hij in Holland in onze buurt woonde. Maar toen ik in London kwam heb ik bij hem en in zijn huis en van zijn hele familie de blijken van een vriendenhart gevonden dat zijns gelijke eigenlijk niet heeft. Ik zal en ik kan je niet uitdrukken met hoeveel achting, hoeveel eerbied, hoeveel liefde en hartelijke verknochtheid ik bij hem ontvangen ben en hoe ik voortdurend gastvrijheid geniet aan zijn tafel en in zijn huis. Alles wat vriendschap, zorgvuldigheid en zorgzame aandacht voor iemand kunnen betekenen, krijg ik. Ja het is niet mogelijk een sterveling meer te vereren, te onthalen en (mag ik zeggen) te dienen zonder in afgoderij te vervallen. De bron hiervan is naast een vurige verknochtheid aan de goede zaak, het waarachtig christendom, dat immers een ongelukkige als door God geheiligd beschouwt. Bovendien is mijn roep mij zowel hier als op andere plaatsen vooruitgesneld. Men ziet mij als iemand die niet-alledaagse kundigheden heeft. Gedurende mijn omzwervingen heeft men al verschillende malen portretten van me willen hebben, en hier en daar zijn ze geschilderd, en deze vriend heeft er ook een willen maken, hoewel hij niet gewend is die te schilderen (ook niet voor grof geld). Men vindt zijn werk heel gelijkend, en hij heeft er jou één present willen sturen, dat hierbij gaat als een vriendengift, die je niet anders dan heel dierbaar kan zijn, maar het is tegelijk een meesterstuk van een gedurfd en delicaat penseel. Hij heeft er mijn initialen achterop gezet, gemaakt van mijn eigen hoofdhaar, en alles zoals je het aantreft is een geschenk van hem. Hij wenst dat het voor jou een voorteken mag zijn van de naderende terugkomst van degene die erop afgebeeld staat. Ik voeg er een vers bij dat ik erop meende te moeten maken, en dat mijn hele dankbaarheid voor de weldaden van de man uitdrukt. Tevens sluit ik een Engels gedichtje van zijn oudste dochter bij, een meisje van ongewoon talent. Het is gemaakt bij | |
[pagina 110]
| |
dat portret en het drukt de allervleiendste gevoelens uit voor ons allebei. Je zou er goed aan doen, als je ermee instemt, een kleine brief aan deze vriendelijke mensen te schrijven, als een blijk dat hun pogingen om zowel jou als mij een genoegen te doen, je niet onverschillig laten. Ik ben benieuwd te weten wat je van de gelijkenis vindt? Ik denk dat je zult menen dat ik behoorlijk verouderd ben, te bruin, en dat ik iets meer vlees op mijn wangen en kin heb dan ik vroeger had. Ik draag nu hier in Engeland mijn eigen haar weer, maar rond geknipt, en (zoals je op het portret ziet) gepoederd. Omdat Schweickhardt niet kon verdragen dat ik als een Franse revolutionair rond zou lopen met sluik zwart en nu helemaal grijs geworden haar, heeft hij voor mij de poederbelasting betaald (die heel hoog is en die ik niet betalen kon) en mij de kwitantie daarvan geschonken. Sindsdien loop ik gepoederd. - Zo voorziet hij in al mijn behoeftes, zelfs als het alleen maar om luxeproblemen gaat. Hij sluit me altijd de mond met driedubbele dank aan God dat hij het heeft, dat hij het geven mag, en dat hij het aan mij kan besteden. - Leer de hele man kennen aan deze karaktertrek (en zijn hele huisgezin is zo)! Op de achtste maart hebben wij, ettelijke Hollanders, een feest gehad waarbij ik voorzitter was en evenals een Hollands-Engelse juffrouw een feestzang heb moeten houden.Ga naar eind140 Ik stuur je er een afschrift van hierbij, want ik durf op geen andere gelegenheid te vertrouwen. Wil je me het plezier doen me te melden hoe je het stuk vindt? Alle pogingen om een bestaan te vinden in Engeland schijnen door Gods voorzienigheid gedwarsboomd te worden. Ik begrijp daar niets van, tenzij Engeland (wat ik denk) zeer dicht bij zijn val is, en ik gespaard moet worden om daarin verwikkeld te raken, net als enige andere personen die opeens gemaand worden het land te verlaten. - Er zijn grote gebeurtenissen op komst, en deze eeuw zal niet eindigen zonder nog ontzettende omkeringen te zien. - Lieve dierbare! laten we leven in de verwachting van de grote toekomst die nabij is! En laten we het lijden zegenen dat we ondervinden in deze droevige dagen, die niet zullen aanhouden! God zal ons leed heiligen en ons genadig zijn! Amen! [...] |
|