Liefde en ballingschap. Brieven 1795-1797
(1997)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 1795-1797
[pagina 98]
| |
Bilderdijk aan zijn schoonzus. Londen, 26 februari 1796Waarde, geliefde! Duizendmaal duizendvoudige dank voor je verkwikkende, je beminnelijke, je hartelijke brief! - De dag daarvoor kreeg ik het korte briefje in handen waarin mij de vermissing van twee pakjes gemeld werd en blij zag ik de volgende dag dat het eerste en grootste echter toch terechtgekomen was. Ik denk nu dat daarna ook het tweede wel bezorgd zal zijn. Zo niet, dat wacht ik op je volgende bericht. Afgesloofd en vermoeid als ik ben, beur ik me nu op met het plan om jou en mij een poosje te vermaken. Je zult een lange, zeer lange brief ontvangen, want ik ga ervoor zitten om je te schrijven. Zijn reis zal echter tot mijn verdriet zeker langer duren dan ik eraan schrijf of dan jij erin leest. Eens was het anders, en ach! God kan teruggeven wat er eens was. Deze brief zal je nu eens geen verzen brengen. O er is hier wat anders te doen dan verzen maken. Me de benen lam en de voeten tot bloedens toe kapot te lopen op de eindeloze straten of wegen van kiezelsteen, (‘zodat het sijplend bloed de blanke kiezels kleurt’ of hoe zegt Ibn Doreid?)Ga naar eind122 ziedaar mijn dagwerk. Uit het Frans, Hoog-Duits, Spaans, Italiaans &c. documenten voor processen in het Engels te vertalen, ziedaar mijn nachtwerk tegenwoordig. Gelukkig dat ik daarmee tot nu toe mijn onderdak en eten heb kunnen betalen! Maar lieve, laat je dit niet te veel van streek brengen. Je ziet dat God tot op heden voor mij gezorgd heeft. Ach! Hij is oneindig goed, en geeft troost en steun. Zijn wil geschiede. [..] Je bent dus ingenomen met mijn tekeningetjes van Urzijn en Valentijn!Ga naar eind123 Ze verdienen werkelijk je jaloezie niet, maar ik beloof je weer een nieuwe over dat onderwerp, zodra ik er eens zin in krijg. Waarom vraag je het niet ronduit, lieve zus? De vraag is voor mij een eer en een bewijs van je liefde! - Maar je zegt met geen woord over het dichtstuk of je het goed of slecht vindt. Mijn vrouw vindt het even goed als de EliusGa naar eind124 (ik betwijfel of jij en je man wel hetzelfde vinden?) en bedankt mij ervoor in een brief. Dit is de eerste dank die ik ooit van haar gekregen heb in mijn huwelijk! Gezegend dit stukje! - maar ik wil niet week worden. En jij, vergeef deze opmerking, die zeker hors d'oeuvre is. [...] Het spijt me dat ik broer zoveel last veroorzaakt heb. De brief | |
[pagina 99]
| |
van Uylenbroek die je aan mij doorstuurt, is vol van de gewone vriendschapsbetuigingen en helemaal in de oude stijl en toon. Hij vraagt mijn goedkeuring over het plaatsen van mijn stukjes in de nieuwe Schakeering en wil weten waar hij het exemplaar voor mij etc. naar toe sturen kan, verder niets bijzonders.Ga naar eind125 Ik zal hem antwoorden in de brief die ik probeer hierbij in te sluiten. Het is niet waar dat ik ooit een contract met hem gesloten heb. Ik heb hem een keer het kopijrecht van Mijn verlustiging via een akte present gedaan. Ik had dat eerst voor mezelf gehouden in een expliciete akte omdat ik het morsen van Hoogeveen met de werken kende.Ga naar eind126 Maar ik heb nooit iets anders met hem verhandeld, of hij noemt misschien een contract, dat ik hem op zijn verzoek de stukjes toevertrouwd heb die hij onder zich heeft om er in de Schakeering naar zijn wens gebruik van te maken, mits hij van elk stukje dat hij plaatst er enkele los voor mij laat drukken. Dat heeft hij dan ook altijd standvastig gedaan. Wat de lijst betreft, ik geloof dat die goed is, behalve dat het versje Op Marat niet van mij is ('t is mogelijk van iemand anders, die hij makkelijk met mij verwaaren kan) en dat mij voor de geest staat dat hij nog een puntdichtje moet hebben dat begint met: Geen trage dienst is dienst &c.Ga naar voetnoot* Ik mag lijden dat hij de stukjes verder blijft plaatsen, daarvoor zijn ze gegeven en ik trek dit liever niet in. Maar mij lijkt dat hij niet kan weigeren er mij een afschrift van te geven. Graag had ik dat je probeert dat te krijgen, al moest het zijn door hem een of ander nieuw stukje van mij aan te bieden. Stelt hij nog evenveel prijs op mijn werk als vroeger, dan kan hij daarmee wel overgehaald worden, lijkt mij; zo niet, dan zal hij niet weigeren terug te geven wat hij van mij heeft. - En als hij je weer een brief voor mij geeft, open die dan en lees hem. Je kent mijn intentie, en al kende je die niet over het een of ander, dan laat ik nog aan jullie beiden gerust over wat er geantwoord moet worden. Het is een grote dwaasheid, maar ik heb nu een zwak voor wat ik in Holland gemaakt heb. Ik zou daarom wensen dat die stukjes niet kwijtraakten. Wat ik nu doe interesseert mij minder, maar toch spijt het me dat je De krijg van Inisthona niet gekregen hebt, met het ontwerp dat erbij was.Ga naar eind127 In de eerste plaats om het ontwerp, dat ik in klad gezonden heb zoals het uit de pen vloeide, en waarvan ik dus geen afschrift noch eerste opzet heb. Vervolgens | |
[pagina 100]
| |
omdat ik het nogal goed in zijn soort vond, en omdat de kladversies in mijn handen nu makkelijk kwijt kunnen raken, hetzij bij een ongeluk op zee nu ik meermalen de overtocht moet maken, hetzij door ziekte of sterven in een vreemd land waar niemand er zorg voor zal dragen. [...] Jullie geloven dus, mijn waarde mensen, dat het in Engeland zo mooi en overdadig is als de geruchten en de fraaie prenten, lakdozen en staalgravures die ze maken ons willen doen geloven als we bij ons thuis zijn? Jullie bedriegen jezelf, mijn dierbaren, zoals ik en iedereen met mij zichzelf bedrogen heeft. Engeland is juist het tegendeel van wat men ons afschildert. Ver van bruusk of brutaal te zijn, zijn ze juist gedienstig, vriendelijk en hartelijk voor een vreemdeling, als die maar niet de Franse insolence (die daar voor wellevendheid en beleefdheid doorgaat) uithangt. In alles wat handwerk is munten zij uit, maar dit komt doordat ze de vreemdelingen gebruiken die er zich vestigen, en die weten zij te waarderen. Dit is een vak waar ze hart voor hebben en kundig in zijn. Maar wetenschappen en fraaie kunsten! O spreek me daar niet van. De graveerkunst (die ten dele mechanisch handwerk is en daardoor hun specialiteit, schijnt het) is de enige waarin ze het ver, ja zeer ver geschopt hebben. Maar de schilderijen waarnaar hun beste gravures gemaakt zijn, zijn om over te jammeren. De beroemdste man die ze nu in de schilderkunst hebben is sir Joshua Reinolds (sir, zeg ik, want hij is om zijn kunst geadeld en baronet gemaakt). Hoe weinig ik altijd van die man verwacht heb, kun je lezen uit de bijlagen van mijn Prijsverhandeling bij de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (in 1777 meen ik).Ga naar eind128 Ik verwachtte dus al niet veel bijzonders, maar ik had nooit kunnen geloven dat het zo jammerlijk was, al had men mij wijsgemaakt dat het kladderwerk was-van een middelmatig schilder van een of ander Europees land. En de rest is weinig beter (waaronder Wheatley de beste is, die echter geen droog brood verdient). Alles komt neer op bepaalde Italiaanse modeschetsen die antiek moeten heten en ellendig zijn, zonder waarheid, geest noch werkelijk idee. Er zijn hier ook overal schilderijenkabinetten, maar men vindt daar weinig of niets goeds in, behalve dan de stukken van Hollandse meesters die er ook in voorkomen. Die adoreren ze om kwaliteiten die er niet in zitten en die er ook niet in behoren te zitten. Verder worden (dit is steevast het geval) prullen op- | |
[pagina 101]
| |
gehemeld, en wat er hier en daar aan prijzenswaardigs is, wordt verschopt en veracht. - De Engelse natie heeft geen smaak, maar door zich sinds jaren te willen dwingen om smaak te krijgen, heeft zij er zich aan gewend om bepaalde voorwerpen als mooi te beschouwen zonder daar iets van te voelen, en vandaar die valse smaak. Vandaar dat een klad met de pen waar niets goed in is voor een meesterlijk stuk zal doorgaan, als er slechts wat slingerlijnen door elkaar gesmeten zijn. Een goede uitvoerige tekening, hoe zeker, hoe gedurfd, hoe fier en eerlijk ook geschilderd of getekend, wordt als een prul opzij gelegd. Het is werkelijk nogal kluchtig om mee te maken. Je kunt aan de tronie soms zien dat Mylord in zijn hart wel anders voelt als hij het ene stuk aanprijst en het andere veracht. Maar hij beseft dat zijn achting ervan afhangt of hij zijn gevoel kan onderdrukken en zo moet hij tonen smaak en kundigheid te bezitten. Ja kundigheid! zo heet het, wat denk je? Voor geen volk op de aardbodem hebben ze achting, behalve voor de Italianen, en die bootsen ze na (onnozel als ze tegenwoordig in de kunsten zijn). Ook geven ze aan alles antieke of Italiaanse vormen. Antiek zeg ik, of wat men hun voor antiek in de handen stopt. - Hun beeldhouwerij is heel slecht. De beste stukken in hun kerken zijn van Nederlandse meesters. - Hun bouwkunst is over het algemeen niet veel beter dan de onze, behalve dat zij grote gebouwen neerzetten. De tegenwoordige is veel slechter dan bij ons. - Hun muziek is het allerslechtst, behalve die van de Duitse en Italiaanse meesters, die hier in overvloed zijn, en die van alle kunstenaars de enige zijn die er geld verdienen. Zij beklagen zich echter (terecht) voortdurend over het totale gebrek aan smaak en over de valse smaak die niet te overwinnen valt. - Geleerdheid en de wetenschappen zijn er erg zeldzaam. De roem van Engeland komt door de uitgestrektheid van het rijk, waarin zeker gezien zijn grootte eigenlijk ongelooflijk weinig mannen leven die in de wetenschap grondig en kundig zijn, maar er zijn er in elk geval een paar heel goede. Verder is het waan en eigenliefde, dikwijls belachelijk. - Wie niets weet en wind maken kan, maakt in dit vak grote opgang, maar anders ook niemand. De natie is dom, vol bijgeloof, wangeloof en vooroordelen, die niet te verdrijven zijn. En wat iemand in zijn hoofd haalt, drijft hij door, en dat heet hier dan dat iemand vrij, solide en een man van karakter is. - De justitie is allergruwzaamst. Over | |
[pagina 102]
| |
de godsdienst zal ik weinig zeggen, maar de onbegrijpelijke hoeveelheid eden, die hier dagelijks afgelegd worden en die voor alles vereist zijn, zelfs bij een dagvaarding voor een kleine som geld, is afgrijselijk. Niet zonder reden zegt Brothers, die tegenwoordig in het gekkenhuis opgesloten is, dat die gruwel ten top gestegen is en de ondergang van het land moet veroorzaken.Ga naar eind129 - Ziedaar een kleine schets van Engeland! van de welvaart die hier bovenmatig is en echter uit koude praalhanserij zonder enig genot bestaat. Over de zedeloosheid &c. zal ik hier niet spreken, dit zou mij nog verder afleiden en het wordt tijd dat ik terugkom op ons onderwerp. Je gelooft dus, zeg ik, dat het in Engeland zo gesteld is dat ik daar makkelijk een ruim bestaan kan vinden? - Ambten zijn voor vreemdelingen gesloten, maar die bedoel je ook niet? Maar de letteren? Men studeert niet meer. De fraaie kunsten en wetenschappen! men kent ze niet en gaat ze in Italië... leren, denkt men, maar dat betekent waarschijnlijk afleren. Enige tijd geleden begon men hier over een algemene taal te spreken en er boeken over te schrijven. Dat maakte opgang, als een nieuwigheid. - Je zult zeker denken dat ik hierin wel zal meetellen en hogerop komen? - Inderdaad vond ik mijn naam in een van die boekjes als uitvinder van duizend wonderen in dat vak, gespeld Becderdyk, met de bijvoeging Attorney General of Holland. Ik heb sindsdien over dat onderwerp verschillende lezingen gegeven, en aan enige heren de letters geleerd. Die zijn nu erg in hun schik omdat ze weten waarom de b be, en g ge heet. Ik heb hun wat Engelse woorden uitgelegd die ze niet begrepen &c. &c.-Hiermee en met duizend dingen van allerlei soort heb ik de naam van Encyclopedie gekregen, en a marvellous man is mijn gewone titel bij de mensen. - Maar een bestaan voor this marvellous man te vinden zou nog heel wat meer marvellous zijn. De tijd is dan ook wel heel ongelukkig. Alles is hier vol met duizenden geëmigreerde Fransen, en onder hen zowel geestelijken als andere mensen die veel kunnen, gestudeerd hebben of ontwikkeld zijn. De Engelsen hebben hen enthousiast ontvangen, geplaatst &c., net zolang tot de hoeveelheid het onmogelijk maakte. Nu wil men van geen vreemdelingen meer horen. Vrouwen en ook mannen die zeer beschaafd zijn en van de hoogste geboorte in Frankrijk, generen zich niet om hier op een vlierinkje | |
[pagina 103]
| |
voor een Engelse schelling een Engels hemd te naaien en hongeren dood onder dat werk, dat hun nog geen vierde deel van het droog brood verschaffen kan dat nodig is om te leven. Men geeft tegenwoordig (zover is het nu gekomen) Franse, Latijnse, Italiaanse les voor een kop thee: welteverstaan met de toast (geroosterd brood met boter) die daar altijd bij gebruikt wordt. En de hemel weet hoeveel honderd leermeesters er zijn wier hele leven afhangt van die lunch of het namiddagonthaal, en die niets eten als ze een dag geen les geven. - Voor een tekenles betaalde men vroeger een halve guinea per uur, nu geeft men een schelling aan een emigrant, soms een knoeier, maar ook per toeval wel eens een man van zeer ongewone capaciteiten, zoals ik heb menen te zien. Met dit alles, lieve zuster, als ik tussen de twintig en zesentwintig jaar oud was en mijn naam niet zo bekend was in Engeland als hij is, dan zou ik wel kans zien om me een bestaan te verwerven, maar ik kan geen dingen doen die niet in overeenstemming zijn met mijn leeftijd en het aanzien dat ik hier geniet. Ik kan, ik mag, ik moet, ik wil zulke kennissen niet maken, zulke gunsten niet verkrijgen, zulke personen niet in de arm nemen, zulke middelen niet gebruiken van welke ik wel inzie dat die me erbovenop zouden helpen. Sommige daarvan zou ik altijd verachtelijk gevonden hebben, maar sommige kunnen in eer en geweten aangegrepen worden door iemand die nog geen stand of verworven naam op te houden heeft. - Alles wat ik nu kan doen, is een kans te ontdekken die ik kan gebruiken, zonder mezelf onrecht aan te doen. Maar in die tussentijd moet ik wonen, gekleed zijn en eten. God heeft het tot dusverre voor mij verzorgd, en zal het verder ook doen; maar is het mijn plicht niet het mijne ook daaraan bij te dragen? En wat blijft er voor mij op het moment behalve dat wat ik je voorstelde? Overweeg het zelf, mijn waarde, en oordeel! Zegent Gods goedheid dit, dan zal het me brood verschaffen. Zo niet, dan zal Hij het me langs een andere weg geven, en ik zal de voldoening hebben van het werk zelf, want dat is altijd goed voor het hart, zoals de Prediker wel terecht heeft opgemerkt.Ga naar eind130 [...] Je aangenaam verslag over de kleine Louise heeft mij getroffen. Ik herlees het telkens en dank God vurig voor wat jullie doen voor het lieve wicht. Als je mijn hart kon zien dan zou je het zien | |
[pagina 104]
| |
branden in dank aan jou, maar ik heb geen woorden om me uit te drukken. Wat je doet voor haar is wat een verlichte en tedere moeder zou doen, en ik hang er mijn zegel van volledige goedkeuring aan. God geve er zijn heilige zegen over, en Hij zal jouw en mijn gebeden voor het onschuldige kind verhoren, opdat het geen prooi voor de verleiding van de wereld wordt! O laat haar toch bedacht zijn op de zedelijke uitwerking van de kleinste daden, en degenen die kwaad doen niet veroordelen, maar medelijden met hen hebben. Ik heb altijd ondervonden dat dit de beste waarborg is tegen verleidingen: je eigen daden niet vertrouwen en God tot toeverlaat en steun te nemen. Misschien heb ik het verkeerd, maar wie het gevoeligst is, staat er het gevaarlijkst voor: koude hoogmoed verhardt en brengt de mens ten val; dweperij sleept de mens vroeg of laat naar het verderf. Maar met christelijke nederigheid en onder voortdurend omhoogzien naar de leidende ster en in bange oplettendheid voor het voetpad, kan de zedelijkheid veilig zijn weg gaan. En ach! waarom mag ik niet ronduit zeggen: gaat! - Het is hard-maar ik zou dan te veel zeggen. Wat het spreken van onwaarheden betreft, lieve zuster, laat me je waarschuwen daar toch dubbel op te letten. Het is misschien een aangeboren neiging in het arme kind, en die is mogelijk sterker geworden door voorbeelden. Ik zou willen dat een ontzettend voorbeeld uit de geschiedenis haar daartegen schrik in kon boezemen. Het geval van Athenaïs bij Cats is dat, maar is het wel geschikt voor een kind?Ga naar eind131 Kun je dat van Ananias niet daarvoor gebruiken?Ga naar eind132 - Dit punt pijnigt me steeds. Heeft het kind enig idee waarom men mij verbannen heeft en van de omkering in Holland? Lieve, meld me dat eens met een enkel woord! Weet zij van degenen die ervoor gestemd hebben om mijn hoofd te laten rollen? Van de zaak bedoel ik, niet de personen: ikzelf wens de namen nooit te weten te komen. Heeft zij enig idee van de menswording van de Heiland en van zijn lijden? Van zijn toekomst? Van de hoop daarop en van wat daaraan vooraf moet gaan? - Ik meen dat je mij had beloofd daarover wat te melden. Ik vergis me misschien. Ik laat ook aan jouw zorg en fijngevoeligheid over of en hoe en wanneer je haar daarover eens wilt onderhouden. Verander je plannen daarmee niet | |
[pagina 105]
| |
naar aanleiding van mijn vraag, maar doe me het genoegen mij mee te delen wat ze hiervan begrijpt. De sprong van een kind naar de hoge ouderdom is misschien niet heel groot. Weet de oude nicht van mijn geschiedenis? Je beschaamt me, hoewel ik voel dat dit je bedoeling helemaal niet is, lieve zus, met wat je me aan het eind van je brief voorstelt.Ga naar eind133 Wat moet ik antwoorden? Ik beef omdat ik tussen twee uitersten sta. Nee, ik wantrouw de Algoede niet, maar mogelijk tart ik God uit hoogmoed. Welnu, ook deze vernedering voor het stugge, nog altijd trotse hart kan er nog wel bij! Ik onderwerp mij aan deze zuivering van het kwaad dat ik nog koester. Ach! kon ik nog lager vallen dan door te leven van liefdesgiften! - Echter zou ik tegen God en tegen jou zondigen als ik die van jou op dit moment afwees. Ik zondig zelfs, voel ik, door die niet blijhartiger aan te nemen. Vergeef mij dit en aanvaard desalniettemin, dierbaarste vrienden, mijn dank ook hiervoor, evenals voor alle andere weldaden aan mij en de mijnen! Om iets over te maken wat zeker aankomt, weet ik geen andere manier dan een wissel te trekken op iemand in Hamburg van wie zeker is dat die hem zal accepteren. Een wissel van hier op Hamburg is nu ongeveer de enige die gewoon of bruikbaar is. - Ook moet alles de omweg over die stad nemen, behalve als men direct hierheen schrijft met een particulier vaartuig dat onder neutrale vlag uitvaart. Mijn adres is hier W-B-Nr. 8 Haymarket, St. James, Loedon. Maar om direct te schrijven moet men de schipper of passagier al heel goed kennen eer men hem in vertrouwen neemt. In Hamburg blijft het het gewone adres. À propos! Ik heb je geen nieuwjaarsvisite gebracht, ofschoon ik nu in de buurt woon. Ziehier echter een kaartje, me dunkt dat ik je dit verschuldigd ben. Men drukt er hier allerlei raadsels in verzen en proza op af, en dit is de reden waarom ik het je als een gedenkstukje toestuur. Ik ben moe van het schrijven, en het is nu echter te laat om naar bed te gaan. Ik ga een paar regels met het penseel hierbij voegen (want over iets anders denken zou me nu onmogelijk zijn), en daarna zal ik deze brief sluiten. Neem de bijgevoegde bagatel voor lief, waarde zuster, tot ik je iets wezenlijkers als aandenken zend.Ga naar eind134 Terwijl ik dit schrijf, | |
[pagina 106]
| |
komt een schilder mij vergunning vragen om mijn portret te maken. Ik heb het hem bereidwillig toegestaan, want waarom niet? Lukt het, dan zal ik proberen daar een tekening van te krijgen, om je te laten zien welke indruk ik nu maak met mijn zwart-grijs platgekamd haar, dat nog kort is, en toch zo gedragen moet worden omdat ik geen pruik en geen poederbelasting meer kan betalen (die kost een guiniea).Ga naar eind135 - Wil je me het plezier doen mij een lokje van Louises haar te sturen? Dit is makkelijk in een brief in te sluiten. Ziehier de brief voor Uylenbroek, waarvoor ik aan je man vraag of die hem wil overhandigen. Ik twijfel er niet aan of hij zal de stukjes of afschriften vervolgens wel geven, want zijn plan blijft er gebruik van te maken, en hij wil de eerstvolgende Schakeering beginnen met de Lofzang aan Delos. Vooral vraag ik te staan op de navolgingen uit Boëtius, omdat deze een geheel vormen dat ik ooit met het prozawerk waaruit ze gehaald zijn, verenigen wil.Ga naar eind136 Maar ik houd je al te lang op met mijn fraaie opdrachten. Je ziet wel dat het waar is dat het papier niet blozen kan. Maar als ik aan jou schrijf, kan ik niet ophouden. Het is altijd alsof ik jou zie praten met het lieve kind, dat gelukkig is door jouw liefde en jou en je man allebei toelacht. Dit schilderij zit als het ware ingebrand in mijn verbeelding, en ik kan het geen ogenblik van mij afzetten. En dat kind is boven alles ook steeds in mijn hart aanwezig. Voor het andere kind ben ik wel gevoelig, maar in vergelijking met haar toch koel. Is dit het gevolg van de eerste, onverdeelde vaderliefde? Of zie ik in haar het beeld van een vurig beminde moeder, die toen nog niet in de wereld kwam en met haar hele hart van mij was, wat ik terugvind in haar lieve ogen? Of komt het omdat ze in haar eerste kinderjaren meer onder mijn ogen opgroeide dan de latere kinderen?Ga naar eind137 - Ach, was het dit laatste, waarom is zij dan niet evenzeer de vreugde van haar moeder als die van mij? ja, ik mag het zeggen, als die van jou? - Maar ik zeg te veel, en mijn hart blijft me voorhouden dat ik ongelijk heb, want hoe zou zij het kind minder kunnen liefhebben dat haar toch teer bemint, en wie ik altijd geleerd heb lief voor haar te zijn, hoewel ik datzelfde niet altijd wederkerig gezien heb. - Maar, vergeef me, mijn waarde, al deze nonsens van een zwak hoofd en een verscheurd hart. Kon ik, ik zou je dit besparen en de helft van | |
[pagina 107]
| |
dit blad maar overschrijven. Ontvang mijn hartelijke groeten en mijn dank, ook voor broer. Weet hoe hoogstgevoelig ik ben voor jullie beider liefde, en groet de oude nicht van mij. Omhels toch mijn Louise voor mij; wees voor haar... ach je bent het al, een moeder! Vaarwel!-
London, 26 februari 1796. |
|