Liefde en ballingschap. Brieven 1795-1797
(1997)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 1795-1797
[pagina 75]
| |
Bilderdijk aan zijn schoonzus. Londen, 22 augustus 1795De 22. augustus Lieve &c. (want men weet niet hoe voorzichtig men moet zijn), Als je het bovenstaande chronostichon of tijdvers kunt lezen, zul je de plaats waaruit ik je schrijf (zowel als het jaartal, in getalletters uitgedrukt) weten.Ga naar eind79 Ik vertrouw er echter op dat dit je al bekend is. - Mijn hart zet mij aan om je te schrijven, maar wat ik je schrijven zal, weet ik niet. Je veel te vertellen van mijn verblijf, zou een eindeloos werk zijn. En wat anders blijft er over omdat ik in zo lange tijd taal noch teken van je gekregen heb, en de brieven van mijn vrouw hoe langer hoe wonderlijker worden? Ach lieve, schrijf mij toch iets! Ik smeek het je. Schrijf me dat het goed met jullie gaat, en met mijn dierbaar kind voor wie jullie zorgen. En kun je, voeg er dan bij dat mijn vrouw en zoontje het goed maken. Vertroost mij hiermee, niet vanwege onze banden, maar uit menselijk en christelijk mededogen. Nogmaals, ik smeek het je. Kon ik met twintig, ja al was het met driehonderd woorden, je mijn tegenwoordige leefwijze schetsen, ik deed het, want werkelijk, alles is hier zo vreemd en zonderling voor een Hollander, dat alles verbazing wekt. Zeker zou je mij bij een onverwachte ontmoeting niet herkennen, zoals ik nu gekleed en uitgedost ben. En je moest me dan op zijn Engels zien zitten eten!Ga naar eind80 - Helaas! ik kan op die manier nog koning van een horde Tartaren worden, als ik me zo naar alles leer voegen. Intussen is het hier hetzelfde als overal, alleen weet men hier mijn naam goed uit te spreken. In Hamburg noemden de Franse emigrés mij Belvedére, en de Hamburgers Belderbeck; maar de Engelsman zegt, rechtschapen B--k. Ook hier is mijn naam en mijn geschiedenis mij vooruit gevlogen, en de hele wereld kent mij. Men schrijft mij zoveel wijsheid, kundigheden en bekwaamheden toe dat iedereen die wat weet, jaloers op mij is en iedereen die niets weet mij ziet als een object voor halve adoratie, in plaats van voor hulp of medelijden. Heel mooi als je niet zou hoeven te eten en verder niet aan het achtergebleven deel van jezelf moest denken. - Van mijn ontmoetingen, verblijf &c. in Hamptoncourt zal ik je niets melden behalve dat ik ziek van ontroering ben. Ach! als je het goede hart van de oude | |
[pagina 76]
| |
Prins had gezien en de tranen zien rollen die ik gezien en gevoeld heb! - Ik heb daar ook de Koning en de koninklijke familie gezien, die er kwamen ontbijten. Allerminzaamst en uiterst spraakzaam. Een ander had daar misschien partij van getrokken, maar hoe zou ik in staat zijn om aan mijzelf te denken, als ik iemand zie die mij zo hevig ontroert? En zolang het lot van mijn vaderland onbeslist is, kan ik dan aan een vestiging in een vreemd land denken? Heb ik er niet te veel bloed, en te veel goeds in achtergelaten om er zo van af te zien? - Was het eenmaal gered naar mijn wensen, ja, dan zou mijn hart gerust ademhalen, en de Engelse grond mij misschien de aangenaamste in Europa zijn. De voortreffelijkheden van het land zijn onbeschrijflijk, Londen een onbegrijpelijke wereld waarin men zich verliest door zijn overvloedigheden. Het volk is goed, eerlijk, ijverig naar geest en lichaam en (wat ik me heel anders had voorgesteld) minzaam en hulpvaardig. Het is waar dat ik nu van de Hamburgse lomperiken kom, zodat het verschil dus noodzakelijkerwijs in hun voordeel uitvalt, maar het is toch inderdaad zo. Trouw en liefde voor vorst en constitutie zijn overheersend in hun karakter. Vanzelfsprekend dat dit mij bij hen in een gunstig daglicht stelt. Maar toch niet iedereen die ik op straat of in een of ander dorp ontmoet, kan mij kennen en ik ervaar tot mijn vreugde van iedereen dezelfde behulpzaamheid. - Wat maakt men elkaar in Holland dan wijs? Binnenkort moet ik weer overzee. - Ik ben er wel de man naar om zo te zwerven, nietwaar? En toch moet het. Ik laat de goede zaak niet in de steek, zolang God ze niet in de steek laat. Iedere dag bevestigt door de gebeurtenissen mijn vaste hoop en verwachting op een komende omwenteling van heel de wereld. Wij zijn in voorbereiding (dat is zeker) en mogelijk staan er nog ijselijke dingen te wachten eer die dag aanbreekt. Maar hetzij dit gebeurt, hetzij alles in het vervolg onmerkbaar bij elkaar komt, de tijd kan niet ver meer zijn, anders (ik moet het zeggen) gaat heel onze protestantse leer haar geloofwaardigheid verliezen. En zelf weet ik dan de loop der tijden en zaken helemaal niet meer met elkaar in overeenstemming te brengen. - Lieve-vertel je de kleine Louise wel eens van die heerlijke en ontzagwekkende toekomst? O laat dat toch niet na, als je van me houdt. Het lieve kind zal die blijde dag toch beleven (hetzij met, hetzij na ons)! God geve het! Hoe staat het toch met mijn Ibn Doreid (de Arabische dichter), | |
[pagina 77]
| |
wiens elegie door mij bewerkt en met aantekeningen verrijkt, bij De Agé in Den Haag gedrukt werd? Geruime tijd geleden hoorde ik dat de man daar in de gevangenis zit, maar is de druk daardoor opgeschort of afgebroken?Ga naar eind81 Dat men dan toch op het manuscript let! Ik smeek je, laat je daar iets aan gelegen zijn, en schrijf er eens over aan de heer G. Outhuys, theologisch student te Leiden, van wie ik ook al lang geen berichten meer heb gekregen. Stellig is die brave jongen nog niet veranderd? Ik had je nog meer willen vragen over mijn achtergelaten manuscripten, maar voor nu is het genoeg. 't Zijn hersenkindjes, is het dus een wonder dat men er een zwak voor heeft? Ik ben bang dat ze verspreid en zoek zullen raken. Als ik jou met het bewaren mocht lastigvallen, of slechts met de inventarisering! Maar ik verwacht eerst een briefje dat mij verzekert van je gevoel en voortdurende liefde voor mij. Eraan te twijfelen is geen misdaad of onrecht. Nooit heb ik ze verbeurd, maar God weet wat in de verwarring van zaken waarin ik het land verliet misschien de schijn tegen mij heeft kunnen wekken, hoewel van mij uit daar alleen mijn naam bij betrokken kan zijn. Vaarwel! Groet wie jou en mij dat waard zijn, en blijf liefde voor me koesteren. Vaarwel nogmaals! |
|