Liefde en ballingschap. Brieven 1795-1797
(1997)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 1795-1797
[pagina 61]
| |
soms over de opvoeding van Louise, soms over de literatuur of de wijsbegeerte. Bilderdijk had aan Petronella geschreven hoezeer hij in zijn ballingschap overal door vrouwen geholpen werd. In haar brief van 2 juni antwoordt zij hem spottend met een citaat uit het Hooglied: ‘Ik geloof werkelijk dat jij alle vrouwen en meisjes toeroept: Ik ben zwart maar aardig! Waarom zouden zij zich anders allemaal zo uitsloven om je te helpen en je lot te verzachten, want zij kunnen toch niet allemaal weten dat jij, die er vooral nu zo onbevallig uitziet, een man bent aan wie het hele vrouwelijk geslacht oneindig veel verplichtingen heeft.’ Met Louise leest Petronella de bijbel. Bij het ontbijt hadden ze eenmaal Mattheüs 5 gelezen en bij het tiende vers moesten ze aan Bilderdijk en zijn lot denken: ‘Zalig die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het koninkrijk der hemelen.’ Zij raadpleegt hem over andere lectuur dan de bijbel voor zijn dochter: ‘Een tijdje geleden hoorde ik met zeer veel ophef spreken over de Julie van Rousseau; behalve dat het mooi van stijl zou zijn en een kunstige plot zou hebben, werd het ook geprezen als een volmaakt zedenkundig model. Je herinnert je misschien dat ik het Frans niet helemaal begrijp, schrijf mij dus eens of het de moeite loont wanneer ik het lees met een dictionaire, en of jij het voor je dochters niet weg zou sluiten. Ik heb het hier en daar eens ingezien, maar weet niet of het voor alle meisjes wel geschikt zou zijn.’ Petronella verwondert zich erover dat Bilderdijk ook in Hamburg weer bij een medicus ondergebracht is. Plagend schrijft ze hem dat de medische faculteit maar goed in de gaten moet houden of hij zijn eigenzinnige medische inzichten wel voor zich houdt.
Lieve zus! Ik zou deze brief helemaal met uitdrukkingen van dankbaarheid en liefde moeten vullen, wilde ik je enigszins mijn ontroering overbrengen om het zoet, het dierbaar bewijs van je liefde en oprechte deelneming in mijn lot, dat je lieve brief voor mij kenmerkt, net als alles wat je voor me doet. Je hebt dus mijn lieve Louise bij je! Je wilt haar als je kind beschouwen! Als een moeder voor haar zijn! O hoe dankt mijn vaderhart je, dat zo aan haar hangt en haar toch zo blij- en zo vrijmoedig aan je overgeeft. Bij jou zal ze niet verdrukt worden, geen slachtoffer van ongelukkige buien worden, niet door verveling en nietsdoen vervallen tot verkeerde eigenzinnigheid, leugenachtigheid en lusteloosheid! Jij, je echtgenoot, jullie zullen over haar waken met jullie hart en je | |
[pagina 62]
| |
ogen! Moge God jullie beiden alle vreugde schenken van zo'n weldaad! Ik noch het kind zelf toch kan die ooit op deze aarde vergelden (wat voor uitkomst de Algoede voor ons ook heeft). - Maar ik word week en moet de pen neerleggen. Och mocht ik het kind nog eenmaal aan mijn hart drukken samen met degenen die zo goed voor haar zijn! Lieve zus, je voelt mijn gevoel! maar laat je liefde niet te ver gaan als je aan me denkt. Ook dat is een kwaad. Je bijbelplaats van Matth. vs. 10 is opwekkend, als men ze toepassen kan. Maar wat betekent het om vervolgd te worden om de gerechtigheid! 't Schijnt groot in het oog van de christen, als men vanwege een goede en plichtsgetrouwe daad door de mensen in het onheil gestort wordt. Maar hoewel dit er wel de schijn van heeft, is het toch nog niet vervolging vanwege de gerechtigheid. 't Is misschien een pure beproeving, een straf van God voor andere, vroegere onrechtmatigheden, misschien zelfs voor de menselijke beweegredenen van die juiste en plichtsgetrouwe daad. [...] Drijf vrij de spot met mijn zwarte, afzichtelijke kop. Je weet niet hoeveel Groningse dames mijn silhouet hebben willen krijgen. En zusjelief, hoe weinig verwachtingen ik ook schep, het vrouwelijk geslacht interesseert zich nogal voor mij. Hier word ik ook flink van die kant in de bloemetjes gezet en ze betwisten elkaar mij soms voor de een of andere middag. Zeker, ce n'est pas pour l'amour de mes beaux yeux, zoals men in het Frans zegt, en ook niet om mijn diep over het voorhoofd zakkende pruik. Maar zal ik het je eens uitleggen? - Zou ik durven? - Welaan dan! Omdat ik de dames op een zekere afstand houd en dit meteen laat merken. Dat is vreemd in deze tijd en trekt de aandacht, en daardoor raken ze geïnteresseerd. Vroeger deden de vrouwen dat bij ons, maar daarvoor is men nu te koket geworden. [...] De Julie van Rousseau, zusje? - Je denkt er wel om: de man heeft zelf in een van zijn werkjes gezegd dat een meisje verloren is als zij het boek of een bladzijde daarvan leest. En ik meen dat hij het zelfs ter waarschuwing in de voorrede van het boek zegt.Ga naar eind72 En zou dat nu een volmaakt model van zedenkunde opleveren? Ja, zedenkunde! Maar van welke soort? Van die van enkele opgewonden fantasten, die van zuiverheid van ziel spraken terwijl ze de ongebondenheid oefenden, de verbeelding bedierven, het verstand bedwelmden, het hart ongeneeslijk verwondden en zo een | |
[pagina 63]
| |
etterende zweer voorbereidden, die in een volslagen dodelijke, pijnlijke en gruwelijke toestand openbarsten moet (als Gods tussenkomst het niet zou verhoeden). Ziedaar wat dit stuk tot gevolg heeft. Ik gaf een meisje veel liever de Lettres persanes van MontesquieuGa naar eind73 in handen dan dit boek vol schone onzin, harmonieuze wartaal en gevoelens die als deugden vermomd zijn, maar in wezen God en de natuur onteren. Maar is het de moeite waard, vraag je, om het met een woordenboek in de hand te lezen? Ja, dat is het. Het is belangwekkend en boeiend, maar toch, wat zul je eraan hebben? Je mag wel voor de Medische faculteit opkomen. De Franse emigrés, van wie er hier flink wat zijn, onder wie veel zieken, maken mij gewoonweg tegen wil en dank medicus. Ik weet niet welke geest ze naar me toe stuurt, maar of ik wil of niet, ik moet pols voelen en recepten schrijven. Nu ja, ik zal ze niet om zeep helpen, dat is zeker, maar als ze niet vanzelf genezen, zal ik er niet veel aan helpen. Een van mijn patiënten (je begrijpt wel dat het allemaal pro-Deoklanten zijn?), en wel een procureur-generaal van Lotharingen, had ik onlangs een purgeermiddel voorgeschreven om daarvan om het uur een kleine theekop te nemen, tot hooguit drie als het niet eerder werkte. De drank moest na twee en vier dagen nog eens gebruikt worden, maar mijn goede medebroeder neemt alles in één keer in, gaat 49 en een half keer naar de wc, valt vijfmaal flauw, en blijft halfdood van afmatting en uitputting. Daar gaat mijn medische reputatie, dacht ik, maar nee, er waren mensen tegenwoordig geweest bij mijn voorschrift van de dosering en ik kreeg geen schuld. Ik moest opnieuw wat voorschrijven, en omdat de man daar toch beter van werd, had ik een wonder gedaan. Zie je, zo gaat het met de mensen. Gisteren kwam een vreemde graaf mij raadplegen over waar n.b. de ziel zit? - Sommige mensen vertellen dat ik alle dingen weet, en de hemel weet of men eerstdaags niet bij me komt om gestolen zaken weer terug te brengen, want van nu af aan ben ik al meer dan een halve tovenaar. Ach zusje, wat is de wereld toch zot. En hoe gemakkelijk is het zich met bedrog te verrijken als men zich daar laag genoeg toe gedaald voelt. - Misschien mag ik erbij voegen hoe zwaar daarentegen het nodige te vinden is als men het niet wil verkrijgen via slimmigheden of bedrog, niet via blind overwicht dat men op sommige mensen kan uitoefenen, en | |
[pagina 64]
| |
niet via iets wat ons karakter onwaardig is. Ik wacht nu op het antwoord van de Prins. Als het briefport niet zo hoog was, dan zou ik de kopie van mijn brief aan hem hierbij voegen. Eer ik zijn antwoord heb, kan ik geen beslissingen nemen. Buitenlandse omstandigheden hebben mijn eerste plannen tegengewerkt en men kan mij nu in Denemarken niet goed ontvangen. Als ik er als onbekende kom, dan is de weg naar wat ik zoek niet zo goed te openen. Misschien moet ik naar Engeland! - Hoe het zij, ik verlang naar uitsluitsel. [...] |
|