Liefde en ballingschap. Brieven 1795-1797
(1997)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 1795-1797
[pagina 34]
| |
Bilderdijk aan zijn vrouw. Groningen, 18 april 1795Voor Catharina wordt de toestand steeds moeilijker. Ze ontdekt ‘dagelijks nieuwe schulden die jij in 't geheim gehad heb en ik kan ze al berekenen op 14.000 à 15.000 gulden waar moet dat na toe en wat toch heb jij met dit alles gedaan’. Van der Linden, die haar helpt met de regeling van de financiën, kan niet wijs worden uit Bilderdijks manier van boekhouden. Als de schulden betaald zouden zijn, zou er weinig of niets voor haar overblijven, dus zou ze terugkeren tot een stand ‘van wel geen finale armoe maar erger dan ik heden schrijven wil’. Tegelijk vreest zij dat Bilderdijk te goed van vertrouwen is: ‘Wees toch voorzichtig met lieden waar jij mee omgaat vertrouw geen mens van degene die je omringen - ik weet niet waarom maar vrees voor verraad van een man die altijd in je buurt is, is in mijn verbeelding’.
Dierbare! Gelukkig dat je me bericht hebt van de brief van de zevende. Hij was mij anders door de grote zorgvuldigheid van de postmeester nooit bekend geworden, maar na jouw schrijven heb ik hem nu ontvangen, met de vriendelijke en verplichtende bijlage of inleg van de Deense gezant.Ga naar eind29 Ik heb daardoor nu je brieven tot en met de veertiende, de dag van de verzending van de laatste. Tot nu toe zit ik hier in verbanning te wachten op de papieren uit Holland, want vanhier uit Groningen een pas te krijgen, is volstrekt onmogelijk, behalve van de Franse commandant, en die wordt alleen bij de Franse troepen erkend. Ik moet dus vanuit Holland geholpen worden of het wagen om zonder paspoort bloot te staan aan plundering en beroving en naakt en slechts te voet door te reizen, of doodgeslagen te worden: er is geen derde mogelijkheid. Intussen is het zoals je zegt, ik verteer hier geld zonder nut &c. - Wat mijn linnengoed betreft, ik ben zo zuinig als maar kan, en laat het hier wassen. De lijst van mijn spul heb ik gekregen en die is in orde: de gespen bij de eerste inspectie een andere plaats gegeven, &c. - Door het verplaatsen en vervoeren was het goed zo in elkaar gezakt dat de reiszak nog wel heel wat meer kon bergen.Ga naar eind30 Je waarschuwt mij niet te goed van vertrouwen te zijn, maar overal kent iedereen mij en dus kan ik me niet verborgen houden. Ik moet het dus wel aan God overlaten of men het goed of slecht | |
[pagina 35]
| |
met mij voorheeft. Achtenswaardige mensen stellen ondertussen wel belang in mij en laten me hun genegenheid en goede hart blijken; maar juist zij hebben niet de minste macht of invloed, evenmin als hun partij. Wat je me meldt van broeder en zuster Elter ontroert mij. Ik ontving tegelijk met die van jou brieven van hen, vol genegenheid en zonder enig blijk ervan dat zij zich voorstaan op wat ze doen. Dit maakt de weldaad des te groter en hun gedrag des te edeler. Ik antwoord hun zoals ze verdienen, met die liefde en erkenning die mijn hart voor hen voelt. Wat vader betreft, die meldt mij zijn pensioen kwijt te zijn en broer Isaäc zal zijn ambt verliezen.Ga naar eind31 En zal hij nu huizen of obligaties verkopen? Hoe kan dat: in zijn hart en zijn wil toont hij mij goed te zijn, maar wat kan hij in deze tijd? - Wat Van der Linden je zegt, klopt wel; daarzonder had ik je nooit de obligaties aan Bromet laten tekenen; maar nu was het hetzelfde en jij werd er niet meer aansprakelijk door dan je al was.Ga naar eind32 Wij weten immers wel dat alles toch eigenlijk op een verplichting voor de helft neer moet komen, als men het goed aanpakt; en Van der Linden zal dat evengoed als ik zo aanhouden. Wat je zegt over goed te verkopen is op zichzelf wel akkoord, en ik kan je van hieruit geen beperkingen opleggen in de middelen die je te baat moet of kunt nemen. Maar wat zal het goed tegenwoordig opbrengen? Je spreekt van terugkopen, wat voor een prikje zou gaan? Ik vrees dat je dan wel alles zou moeten terugkopen, en dan had je alleen maar kosten gemaakt. Wat mijn boeken betreft: de meeste en wel veruit de meeste zijn voor mij absoluut nodig, want de aantekeningen die ik heb, verwijzen allemaal naar de pagina's, er zijn tekens in de marge gezet &c. Verlies ik de boeken, dan verlies ik alles wat ik verzameld heb in zoveel jaren studie, en de rest van mijn leven, zo God het mij spaart, is niets waard, noch voor mij noch voor anderen, omdat mijn geheugen weg is en ik 't niet meer aankweken kan. Onze Van der Linden zal dit begrijpen. Besluit je het echter toch, wil er dan op letten alle boeken te bewaren waar vouwtjes, tekens in de marge of losse papiertjes in gevonden worden, en als het kan ook de juridische. Moet het, dan neem ik er afstand van en laat het over aan God. Maar doe toch niets haastig; want de tijd van verlossing nadert van dag tot dag. | |
[pagina 36]
| |
Wees zo goed en schrijf mij over het geval van dominee Pantekoek wat uitvoeriger, als je kunt.Ga naar eind33 Vertrouw verder op God, die jou, mij en de kinderen niet verlaten zal, maar deze smart alleen over ons laat komen om zijn macht aan ons op een glorievolle manier te tonen. Als ik eerder dan vader kom te sterven, dan is het waar dat de kinderen zijn erfgenamen zouden zijn, maar met dat alles zou jij als mijn erfgename in aanmerking komen voor moeders boedel, die met die van vader gemengd is gebleven en zeker de grootste is, denk ik.Ga naar eind34 Intussen is het goed dat Elter waakt over het belang van jou en de kinderen, en ik dank er hem voor. - Ik hoop dat men het zal kunnen regelen zonder tot het uiterste te gaan, maar als de kwaadaardigheid tot excessen leidt, ontzie dan niets en red jezelf. Leef ik, dan zal niemand schade aan mij lijden, en zo niet, dan vergeldt God de valsigheid van de snoodaards aan degenen die daarbij horen en dat wat ik gedaan, bewerkstelligd en geleden heb, vergeldt Hij aan jou en ons kroost! Je vraagt waar ik het geld gelaten heb? Ik heb me duizendmaal afgevraagd waar ik het nog vandaan kon halen om aan alles wat onophoudelijk openstond, te voldoen! De oude schulden brachten telkens nieuwe schulden voort en ik ben in de val van Reigersman meegesleept, ziedaar het raadsel opgelost.Ga naar eind35 Honderd dingen weet de Prins zelf niet eens, anderen... maar jij begrijpt me. Wat juffrouw Masson betreft, ruim twee jaar geleden leende ik haar f 300, die zij na drie maanden terug zou geven. Dit kon zij niet. Dit bleef slepen, ten slotte had zij meer geld nodig, en ik ook het mijne. Haar vader had er borg voor gestaan, maar betaalde niet. Toen nam zij geld van Wolff op, en betaalde mij onder voorwaarde dat ik haar het geld teruggeven zou als haar vader met mij afrekende, wat binnen een jaar moest gebeuren, en vandaar mijn briefje. Een briefje van haar ligt in de secretaire in een van de middelste laatjes. Ziedaar de hele geschiedenis, ontstaan uit louter medelijden met haar nood. Ik had aan Van der Linden opgegeven om die zo snel mogelijk af te werken, maar ik heb dat aan jou niet gemeld, omdat ik meende dat je het vervelend zou vinden bij de tegenwoordige onmin met die mensen. - Je ziet daaruit dat ik geen f 300 of f 370 aan haar schuldig ben, maar dat ik alleen als haar vader f 300 betaalt, die aan haar terug moet ge- | |
[pagina 37]
| |
ven en anders niet. De f 70 zijn voor iemand anders geweest en al lang geleden aan mij teruggegeven. En dit alles staat helemaal buiten de declaratie die ik voor de oude Masson heb, en die bij jou ligt. Wees intussen voorzichtig met het betalen van rekeningen die men jou of Van der Linden opgeeft en laat er mij eerst kennis van nemen, want men zou mogelijk jou geweldig tekortdoen of te veel of tweemaal geld vragen. Dat Van Son met zijn typische duivelstronie zijn rol speelt, is duidelijk, maar het zal heel kort zijn, reken daar maar op. Heeft Van Brakel het restant van Amiabel al betaald?Ga naar eind36 In die van jou was een brief ingesloten aan een juffrouw De Grave alhier van de hand van Beelaerts, maar uit die brief bleek dat die bestemd was om die van jou aan mij te bezorgen. Hoe zit dat? - Als Van der Linden de twee zaken die ik aan hem gegeven heb, niet goed aan hem toevertrouwd acht, dan is hij gemachtigd om die uit naam van de eigenaar of met voorkennis van de procureur op te eisen. Want ik heb er niet over kunnen beschikken, behalve met goedkeuring van degenen wie het aanging. Vaarwel, mijn dierbare, groet alle vrienden, houd goede moed en bemin mij zoals ik jou bemin! Vaarwel!
Groningen 18 april 1795. |
|