Liefde en ballingschap. Brieven 1795-1797
(1997)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 1795-1797
Bilderdijk aan zijn zwager. Groningen, 18 april 1795Zeergeliefde broer! Je liefdevolle brief van de veertiende was mij geen kleine troost in mijn ballingschap die met zoveel zorgen gepaard gaat, en bovendien een sprekende getuige van je broederlijke meeleven, hartelijkheid en troostrijke zorg voor mij en de mijnen. Ik weet met geen woorden uit te drukken hoe gevoelig ik daarvoor ben. De advertentie is me uit de krant zelf bekend geworden, en | |
[pagina 33]
| |
door mijn vrouw en Van der Linden ben ik van jouw edelmoedige raad en daad niet helemaal onwetend gelaten (hoewel in zeer algemene bewoordingen).Ga naar eind27 Had ik ooit gedacht jou of iemand van de mijnen zo tot last en hinder te worden! Maar ik maak uit je brief op dat jouw hart wil voorkomen dat dergelijke herinneringen en de stemming die ze meebrengen opgehaald worden door mijn hart. Het zij zo, en de ongerustheid die mij nu geen goed doet, moet ik maar laten voor wat ze is! God wil mij kennelijk troosten, en ik aanbid zijn alwijze wil, die immers goedheid, louter goedheid is. Bij jouw schrijven scheen je nog niets te weten van de gesloten vrede; nu zal ze je echter al enkele dagen bekend zijn.Ga naar eind28 Hier weet men er nog niets naders van af. De patriotten laten hier het hoofd hangen of worden buitengewoon kwaadaardig: ik vrees hier voor verschrikkelijke bewegingen (tenzij er snel krachtige maatregelen door Frankrijk en Pruisen ingesteld worden). De patriotten staan hier tegen de oranjegezinden als tien of twaalf tegen één. In de Ommelanden heel anders; daar is het alles dol oranje en aan het gisten. In Friesland zijn op verschillende plaatsen de gemeentebestuurders onder arrest gesteld, oranje vlaggen uitgestoken, &c. De artillerie gaat vanhier naar Zwolle. Ondertussen zit ik hier en kan niet weg: tenminste niet tenzij ik een speciaal vaartuig huur om met een witte vlag en trompetter over te steken. Weliswaar met moeite, maar toch waarschijnlijk wel, zouden daar de mogelijkheid en de vergunning voor te verkrijgen zijn, maar de kosten zouden voor mij nu te hoog zijn. Als ik mijn paspoort had, dan zou ik aanspraak hebben op schikkingen die verder alleen voor een hoge prijs te koop zijn. Een provinciaal paspoort van hier te krijgen, zit er niet in. Maar wat houd ik je op met mijn gehaspel. Laat me liever melden tot je geruststelling dat het redelijk goed met me gaat, boven verwachting. - Je voorzichtigheid kan ik niet anders dan prijzen; zo vaak het echter kan, hoop ik van tijd tot tijd je hand te zien. Wees verder van harte gegroet, reken op mijn vertrouwen en erkentelijkheid op en voor je liefde en (God weet of ik het je niet voor het laatst en voor eeuwig toevoeg) vaarwel!
Groningen 18 april 1795. |