Liefde en ballingschap. Brieven 1795-1797
(1997)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 1795-1797
Bilderdijk aan zijn vrouw. Groningen, 11 april 1795Dierbaarste! Het is al de elfde dag sinds ons afscheid, en nog heb ik geen boodschap van je. Wat kan, wat mag toch de oorzaak zijn van dit oponthoud van je brieven? Nu schrijf ik je voor de derde keer sinds mijn aankomst, die gisteren acht dagen geleden was, en ik kan mij niet voorstellen dat mijn berichten onderschept zijn. Bedenk dus hoe ongerust ik ben over jou, over de kinderen, over alles. Wonderlijke berichten uit Holland vervullen mij met nog meer zorg over dit stilzwijgen. Acht je de post te onveilig, schrijf toch, schrijf bedekt, ja schrijf niets, maar dat ik tenminste je hand zie; want wat anders kan mij in deze toestand evenveel bemoedigen? Ja zeker, ik zit hier nog steeds op de paspoorten te wachten, waarzonder ik niet verder kan, en mijn verblijf hier is immers helemaal nutteloos voor mij. Zijne Hoogheid (zegt men) is in Hamburg; hem daar te ontmoeten zou een bijzonder voorrecht voor mij geweest zijn. Maar hoe ongedurig mijn verlangen mij | |
[pagina 30]
| |
ook maakt, ik kan niet verder, bij gebrek aan papieren die ik immers al acht dagen geleden had kunnen, had moeten hebben. Waar ligt dit aan? Ach lieve, onderzoek dit, en als degenen die de opdracht hebben, nalatig blijven, zie dan wat jij doen kunt voor de uitvoering.Ga naar eind21 Ik heb nu bij burgermensen intrek genomen, minder kostbaar en in alle opzichten beter dan een openbare herberg, en ik ben er tamelijk goed aan toe. Ik ontvang dagelijks bezoeken van al de voornaamste en beste mensen van deze stad, academie en provincie, en word met een achting behandeld die ik mij in mijn tegenwoordige toestand niet had durven voorstellen. Maar wat moet ik hier? Wat voor genoegen verschaft mij dat alles, terwijl mijn hart in het onzekere is over jou en mijn huis? Je zult de volmacht van de heer Dekker ontvangen hebben, en je kunt op basis daarvan iemand anders weer volmacht geven en die weer intrekken en veranderen zo vaak als je wilt. Misschien doe je er niet slecht aan daar gebruik van te maken, en jezelf nu en dan eens aan de beslommeringen en de onaangenaamheden van deze tijd en de zaken te onttrekken. Maar dat laat ik aan jouw oordeel en goedvinden over. Probeer zoveel mogelijk (afgezien van het innen van uitstaande rekeningen, wat vanzelfsprekend nodig is) alles uit te stellen, want deze omstandigheden zullen van korte duur zijn. Wees daar gerust op en vraag net als ik aan God dat Hij ons gelukkig herenigt. Vaarwel, mijn waarde, vaarwel! en groet wie gegroet moet worden van je Bilderdijk
Groningen 11 april 1795.
p.s. Heeft Outhuys mijn brief gekregen? |
|