Liefde en ballingschap. Brieven 1795-1797
(1997)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdBrieven 1795-1797
Bilderdijk aan de uitgever Uylenbroek. Groningen, 10 april 1795Bilderdijk kan niet weg uit Groningen, omdat hem geen bruikbaar paspoort verstrekt wordt. Hij zou naar Denemarken willen. In 1793 had hij via de Deense gezant baron Herman von Schubart een lofzang aan de Deense koning aangeboden, die hij als verlicht monarch bewonderde. De lofzang was een bewerking van een ode van de Duitse dichter Klopstock, die jarenlang door het Deense hof gesteund was. Bilderdijk hoopt misschien op een soortgelijke positie. Hij overweegt ook om naar Hamburg te reizen, want het gerucht ging dat Willem v daar zou zijn.
Zeergeliefde vriend! Toen ik in Amsterdam kwam en je wilde zien zonder je in gevaar te brengen door mijn ongeluk, heb ik je bij mij uitgenodigd. Toen die opzet was mislukt, moest ik tot mijn ongenoegen ver- | |
[pagina 27]
| |
trekken zonder de voldoening je gezien te hebben. Anders had ik van mijn principe moeten afwijken (dat is dat vriendschap met mij voor niemand een valstrik mag worden), waaraan je weet dat ik altijd trouw ben geweest. Je hartelijke brief van de zevende, die ik vandaag ontvang, heeft mijn verdriet daarover niet weinig verzacht, en ik dank je voor de blijken van genegenheid die ik erin vind. Mijn gedrag zal ik noch voor jou in deze regels, noch elders verdedigen. Als het zichzelf niet verdedigt, dan zijn recht en waarheid mij toch liever dan mijn eigen rechtvaardiging. Ik heb mijn welvaart aan mijn geweten moeten opofferen, ongeacht of dat dwaalt of gelijk heeft. Ik heb mijn hart vooraf onderzocht en ben me ervan bewust dat geen drift, geen gril, geen partijdigheid of een andere menselijke hartstocht dit offer heeft gebracht, maar enkel en alleen (zoals ik zei) mijn geweten. Mijn ballingschap draagt dus haar eigen vertroosting met zich mee in de rust van mijn hart. Bij alle onaangenaamheden is ze best te verdragen, hoewel ik mij verschrikkelijk bezorgd maak over de toestand waarin ik mijn vrouw met mijn kinderen achterlaat, want ze staan bloot aan de gewelddadigste en giftigste uitingen van haat en partijdigheid. Maar ook dit draag ik met de moed van een christen, en ik vind de gemoedsrust die ik nodig heb. Ik ben in Holland helemaal geruïneerd (iets anders kan ik mij niet voorstellen), en van de f 40.000 die ik in mijn praktijk heb uitstaan, zal in deze dagen van algemeen geldgebrek, trouweloosheid en kwaadwilligheid misschien weinig te innen zijn als men overhaast te werk zou moeten gaan. Ik beschouw dus alles als weg, en zoveel jaren van dag en nacht werken als verloren. Gelukkig dat ik niet bang hoef te zijn dat iemand te kort zal komen, zelfs als er geen penning van binnenkwam, als ik mijn handen maar weer vrij heb en als er maar vrede komt zodat ik schikkingen kan maken over goederen en inkomsten die nu in vijandelijke handen zijn. En die tijd is ongetwijfeld dichtbij. Mij heeft deze oorlog f 34.000 aan bankroeten, wanbetalingen en gedorven inkomsten gekost, en toch moesten de zaken doorgaan, en er moest dagelijks nieuw geld opgebracht worden om ze door te kunnen laten gaan. Met dat alles heb ik door de goedheid van de Hoogste het hoofd boven water kunnen houden. Ook nu kan ik dat nog, en ik dank Hem met een hart vol gevoel van ware dankbaarheid en vertrouwen. O, dat de- | |
[pagina 28]
| |
gene die mij vervolgen wil dezelfde rust in zijn hart mocht vinden! Dan zou hij ophouden vervolger te zijn, hij zou mijn vriend worden! Ik had wel gedacht dat ik bij de omwenteling van zaken geen praktijk meer zou kunnen uitoefenen. Dit maakt mijn vooruitzichten tamelijk somber, omdat ik mijn kapitaal in mijn beroep heb uitstaan zonder dat ik het daaraan kan onttrekken. En als dat al voor een gedeelte mocht lukken, dan zou ik het nog niet kunnen uitzetten en er vruchten van trekken, terwijl alle andere inkomsten voor mij afgesneden zijn zolang deze oorlog duren zal. Ik schreef je toen ik dit besefte een brief, waarin ik toonde mijn plan getrokken te hebben. Maar omdat ik de verzekering kreeg dat men mij de uitoefening van mijn beroep niet onmogelijk zou maken, heb ik die niet verzonden, want hij leek daardoor overbodig te zijn (nu is hij het wel door mijn ballingschap: lees hem toch, ik voeg hem hierbij).Ga naar eind19 Maar nooit had ik mij mijn tegenwoordig lot kunnen voorstellen. Hoewel mij de mogelijkheid van gevangenis, crimineel proces en dergelijke somber door de geest spookte, en ik bereid was de wil van de hemel moedig te ondergaan, wat er ook gebeuren zou, toch was het niet in mij opgekomen dat er een politieke uitzetting binnen vierentwintig uur uit mijn woonplaats en binnen een week uit mijn hele vaderland, met weigering van paspoorten &c. zou volgen. Deze laatste omstandigheid weet je misschien nog niet, en deze is het lastigst voor mij, omdat die mij dwingt rond te zwerven bij de grenzen en het weinige dat ik bij mij heb in armoede te verteren, zonder mij ergens te kunnen vestigen of een middel van bestaan te zoeken. Dat noemt men tot het uiterste gaan, nietwaar? Anders zou mijn reisdoel Hamburg, en mogelijk Kopenhagen zijn, maar het is tegenwoordig onmogelijk daar te komen. Maar wat houd ik je op met over mijzelf te spreken! - 't Werkje waarover je schrijft was klaar voor de pers en de voorrede was ongeveer voltooid toen het voorgevallene me trof. Ik meen echter dat het daarom niet moet worden achtergehouden. Maar omdat de aantekeningen slechts heel slordig op het papier gesmeten zijn, soms met halve woorden en uitdrukkingen, met de bedoeling om later door mij goed uitgewerkt te worden, zullen die er nu sober uitzien. Ik heb aan de heer G. Outhuys de correctie van de proeven en het overschrijven van de aantekeningen opgedra- | |
[pagina 29]
| |
gen, en ik smeek jou ook een oog op de drukproeven te willen houden, zoals je gewoonlijk doet. Een nette uitvoering hoef ik je niet aan te bevelen, maar als het een beetje snel gedaan kon worden, zodat ik nog over enige afdrukken kan beschikken, dan zou me dat aangenaam zijn. Heb nogmaals mijn oprechte dank voor je echt vriendelijke brief, en houd je vriendschap voor mij in ere; je zult je er nooit voor hoeven te schamen, waarheen of op welke manier het lot me ook wegslingert. Wees zo goed mij een afschrift te sturen van het gebed dat je van mij hebt, beginnend met Almachtig Vader, en eindigend: wat zijn behoefte vragen, en van het versje Op de Barmeciden.Ga naar eind20 Wil je, stuur het dan met een paar woorden van jou voor mij daarbij aan mijn vader, of wikkel het in een omslag aan... Ideman, te Groningen, met een omslag eromheen aan De heer Bosch, eerste commies van de posterij te Groningen, en vertrouw het dan gerust aan de post toe. - Groet je lieve vrouw en kinderen, en wie prijs op mijn vriendschap stelt, en vaarwel!
Uit Groningen, 10 april 1795. |